De crisis moet nog beginnen - Deel 2

Door Molinari

15 april 2010

We zitten aan de grenzen van de kredietverlening.

De overheid heeft inmiddels doorgekregen dat door de rente te verlagen zowel bestedingen als investeringen omhoog gaan. Dit is op de korte termijn heel aardig. Besparingen worden afgeremd en tegelijkertijd wordt er meer geïnvesteerd. Het is alsof je het kip met de gouden eieren hebt ontdekt. Het Keynesiaanse hart gaat hier sneller van kloppen.

Door de lagere rente zal de kredietverlening flink groeien tot de grens bereikt is en zakt dan weer terug. Eén van de eersten die dit beschreef was Ricardo. Een bekende klassieke econoom. In zijn tijd was er al sprake van fractioneel reservebankieren. De banken konden meer verdienen als ze meer uitleenden ten opzichte van hun reserves. De bank leende geld uit dat ze niet hadden. Maar zolang niet iedereen het kwam claimen was er geen probleem. Door het verlenen van de extra kredieten kreeg de economie een impuls. Na een tijdje werdt de reserve van de bank wel erg klein en werden de banken zenuwachtig. Ze stopten met uitlenen en werden weer voorzichtiger. Daardoor kromp de hoeveelheid kredieten en dit remde de economie af. Als de banken weer gezond waren begonnen ze weer van voren af aan. Op deze manier krijg je een boom en bust economie. De kasreserve in goud bepaalde hier de grens aan de kredietverlening.

Door de lagere rente zal de kredietverlening flink groeien tot de grens bereikt is en zakt dan weer terug.
Het huidige proces heeft hier wel wat van weg. De kredietverlening neemt ook steeds toe en ook nu is er een fractionele reserve. Maar er is geen goudvoorraad die als reserve wordt gehouden. De reserve die banken nu hebben is een reserve van fiat-geld. De reserve is het tegoed dat ze hebben bij de centrale bank. Ze moeten slechts twee procent van de uitstaande tegoeden aanhouden als reserve. En deze reserve kan opgeblazen worden omdat het slechts fiat-geld is. Naast de kasreserveverplichting is er nog de solvabiliteitseis. Dat wil zeggen dat het eigen vermogen van banken aan bepaalde eisen moet voldoen. Maar het eigen vermogen kun je ook opblazen. De ECB leent de banken tegen een zeer lage rente hierdoor gaan de kosten omlaag en de winst dus omhoog en kan het eigen vermogen makkelijk groeien. De banken kopen bijvoorbeeld staatsobligaties van het geld dat ze lenen bij de centrale bank. Een volledig risicovrij doorschuiven van schulden die wel heel veel geld oplevert. En voor de overheden ook aardig want hierdoor daalt de rente. De overheden kunnen daardoor ook goedkoper aan geld komen.

Nu de kasreserves en het eigen vermogen geen beperking meer vormen is er in het bancaire systeem geen enkele grens meer aan de groei van de kredietverlening. De kredietverlening is de laatste jaren dan ook flink toegenomen. De laatste jaren ongeveer 10 procent per jaar. En dat terwijl de nominale groei van de economie zo rond de vijf procent lag. Nominale groei is de reële groei plus de inflatie. De schuldenlast stijgt daardoor sneller dan het inkomen. Daardoor is de totale schuld nu al drie tot vier keer het nationaal inkomen. Dus de schuld voor hyptheken, de staatsschuld en de schulden van bedrijven bij elkaar.

De totale schuldquote is flink toegenomen. Het mag duidelijk zijn dat dit niet eindeloos door kan gaan. We zitten aan de grenzen van de kredietverlening.
Omdat de schuld een veelvoud is van het inkomen nemen de problemen nu snel toe. Stel je begint met een schuldquote van 300 procent. Je hebt dus drie keer je inkomen aan leningen uitstaan. Als de schulden vijf procent toenemen dan gaat de schuldquote naar 315 procent. Dan komen we in snel tempo in de problemen. De rentebetalingen lopen daardoor snel op. De remedie is om de rente laag te houden zodat we niet bezwijken onder de schuldenlast. Als de rente maar laag is dan is zelfs een hoge schuld op te brengen. Maar stijgt de rente dan raak je snel in de problemen.

Het afgelopen jaar is er veel geklaagd over de lage kredietgroei. Maar vergeet niet dat het inkomen gedaald is. De nominale groei bedroeg ongeveer min vier procent. De hele particuliere sector heeft een nulgroei laten zien in de kredietverlening. Maar daarmee is de schuld toch vier procent meer toegenomen dan het nationaal inkomen. Zie het als je hypotheek gelijk blijft maar je gaat wel minder verdienen. Dan verslechtert je financiële positie ook. Daarbovenop heeft de overheid ook nog eens de staatsschuld flink verhoogd. De totale schuldquote is dus weer flink toegenomen.

Het mag duidelijk zijn dat dit niet eindeloos door kan gaan. We zitten aan de grenzen van de kredietverlening. Wellicht zou je dit nog een jaar of vijf kunnen doen, maar de grenzen komen nu snel in zicht. De groei van de kredietverlening zal of in de pas moeten gaan lopen met de groei van het inkomen of de kredietverlening moet krimpen om dit vol te houden. Laten we de markt de rente bepalen dan zal de rente zo tot stand komen dat de besparingen en de investeringen weer gelijk zijn. En de kredietgroei zal doordoor ook stabiliseren. Maar dat proces zal niet zonder hobbels zijn.

Dit was het tweede deel in deze serie. Voor het eerste deel kijkt u hier, voor het derde deel hier.

Gerelateerde link:
- Het failliet van het interventionisme - Karel Beckman

Over de auteur

Molinari is een alias refererend naar Gustave de Molinari, een Belgische econoom uit de 19de eeuw.

De Molinari was een van de eerste economen die voorstander was van de privatisering van politie- en defensietaken.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl