De macht aan de burger

Door Henry Sturman

19 september 2006

Democratie staat haaks op vrijheid: als de meeste stemmen gelden, krijgt niemand echt zijn zin. Het kan anders. Minder kiezers, minder overheid, minder democratie. Wie betaalt, bepaalt.

Na elke verkiezing wordt een vers blik politici geopend die evenmin als hun voorgangers in staat blijken te zijn wachtlijsten in de zorg, files, criminaliteit, achterstandswijken, middelmatig onderwijs enzovoort op te lossen. Toch denken, volgens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, steeds meer burgers dat de oplossing ligt in ‘moedige, onvermoeibare en toegewijde leiders’ (hun aantal steeg tussen 2000 en 2004 van 33 naar 61 procent van de ondervraagden). Het vertrouwen van de burger in de overheid is op een dieptepunt aangeland (40 procent is tevreden over de overheid). Gek genoeg wordt er veel minder geklaagd over de dienstverlening op de vrije markt. Wachtrijen bij de supermarkt zijn geen groot probleem, computers en dvd-recorders worden steeds betaalbaarder en het boeken van een vakantie via internet is goedkoop, snel en efficiënt. Misschien had Ronald Reagan gelijk en is de overheid niet de oplossing maar het probleem.

Hoewel het ideaal van de democratie is dat de burger de macht heeft, heeft de democratie er juist toe geleid dat de burger steeds meer macht over zijn eigen leven heeft moeten afstaan aan de overheid. Dat is de democratische paradox.
De problemen zullen, zo wordt gehoopt, worden opgelost als we de democratie maar verbeteren: door een nieuw kiesstelsel in te voeren, door de kloof tussen burger en politiek te verkleinen en door de burger meer invloed te geven via bijvoorbeeld referenda. Maar misschien faalt de democratie juist doordat we te veel vertrouwen in de democratie hebben en te weinig in het individu. Om Reagan te parafraseren: misschien is democratie niet de oplossing maar het probleem. Het probleem is dat de democratie een fundamentele tegenstrijdigheid bevat: hoe meer macht voor de democratische overheid, hoe minder macht voor de burger. Hoewel het ideaal van de democratie is dat de burger de macht heeft, heeft de democratie er juist toe geleid dat de burger steeds meer macht over zijn eigen leven heeft moeten afstaan aan de overheid. Dat is de democratische paradox.

De woorden vrijheid en democratie worden vaak bijna als synoniemen gebruikt. Dat is misleidend, omdat het twee heel verschillende dingen zijn. Vrijheid verwijst naar bepaalde vrijheden van het individu, terwijl democratie verwijst naar een regeringssysteem op basis van een open debat, open participatie en het nemen van besluiten bij meerderheid van stemmen. Vanwaar deze verwarring? Kennelijk wordt het volk als een geheel gezien, dat net als een individu vrij kiest hoe het zichzelf bestuurt. Maar in tegenstelling tot een individu heeft een volk geen eenduidige wil, omdat het een verzameling is van verschillende individuele belangen. Het volk kan als geheel dus nooit een keuze maken, laat staan een vrije keuze. Maar het probleem is dat we het sprookje van democratie als vrijheid na ruim anderhalve eeuw democratie letterlijk zijn gaan nemen. We hebben de neiging om aan te nemen dat als er ergens democratie heerst, er dus vrijheid is. De democratie kan echter net zo makkelijk beslissen om de individuele vrijheid te beperken als om haar te beschermen.



Het vreemde is dat mensen, als twee dieven iemand beroven op straat, inzien dat het feit dat dit democratisch besloten is (twee zijn meer dan een) geen legitimatie is van de daad. Op dezelfde manier zou je onze democratie in het groot kunnen zien als een gigantische plundermachine, waarbij de ene burger wordt bestolen ten voordele van de ander. Het feit dat plunderaars en slachtoffers continu van plaats wisselen en dat mensen zich soms in de rol van plunderaar bevinden (als ze stemmen voor een belastingverhoging voor hun buurman en een subsidie voor henzelf) en soms in de rol van slachtoffer (als ze zelf belasting betalen voor de subsidie van een ander) doet daar weinig aan af. En het feit dat het op grotere schaal plaatsvindt, geeft het natuurlijk geen andere morele status dan het voorbeeld van de twee dieven. Het democratische ideaal is dat iedereen mag meebeslissen over iedereen, terwijl vrijheid betekent dat iedereen over zichzelf mag beslissen. De stembus is de vuilnisemmer van onze vrijheid.

Een paradox is dat de meeste mensen de democratie aan de ene kant als heilig zien, maar er aan de andere kant toch niet echt in geloven. We vinden het heel normaal dat mensen protesteren tegen overheidsbeleid dat ze oneerlijk vinden. En we vinden het ook heel normaal om over politiek te praten in termen van wat rechtvaardig is. Als we echt in democratie zouden geloven, zouden we niet de moeite nemen onze mening te rechtvaardigen met normen en waarden anders dan de democratische norm dat het rechtvaardig is dat de meerderheid haar zin krijgt. Een echte democraat zou moeten vinden dat de meerderheid het recht heeft om de minderheid uit te moorden. Gelukkig zijn we geen echte democraten.

Henry Sturman

Dit is het eerste deel van het artikel van Henry Sturman dat eerder in HP/De Tijd werd gepubliceerd.

Over de auteur

Henry Sturman studeerde technische natuurkunde in Delft. Hij is freelance auteur voor o.a. HP/De Tijd en is actief binnen de Nederlandse libertarische beweging.

Sturman is eigenaar van Sturman Enterprises, een Haags bedrijf dat diensten verleent op het gebied van automatisering en internet.

Op zijn homepage kunt u meer over hem lezen.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl