Mensenrechten en eigendomsrechten

Door Murray Rothbard

25 april 2005

Critici van de vrije markt economie stellen vaak dat ze meer geinteresseerd zijn in het behouden van mensenrechten dan in eigendomsrechten.

Deze kunstmatige tweedeling tussen mensen- en eigendomsrechten is vaak weerlegd door libertariers, die erop hebben gewezen dat:

a) eigendomsrechten uiteraard op mensen betrekking hebben en op mensen alleen,

en

b) dat het "mensenrecht" op leven vereist dat men het recht heeft om dat wat men heeft geproduceerd mag houden om in leven te blijven en vooruit te komen.

Zij hebben kortom aangetoond dat eigendomsrechten niet los kunnen worden gezien van mensenrechten. Bovendien hebben ze gewezen op het feit dat het "mensenrecht" van een vrije pers bespottelijk is in een socialistisch land waar de Staat beslist over de toewijzing van nieuwsvoorziening en het kapitaal hiervoor.

De enige mensenrechten zijn eigendomsrechten
Er zijn echter andere argumenten die naar voren gebracht moeten worden. Want niet alleen zijn eigendomsrechten ook mensenrechten maar in de diepste betekenis zijn er geen andere rechten dan eigendomsrechten. Kortom, de enige mensenrechten zijn eigendomsrechten. Er zijn verschillende wijzen waarop dit juist is.

In de eerste plaats is elk individu, als een natuurlijk feit, de eigenaar van hemzelf, de heerser over zijn eigen persoon. De "mensenrechten" van de persoon die worden verdedigd in een pure vrije markt samenleving zijn dus ieders eigendomsrecht op zich, en vanuit dit eigendomsrecht volgt het recht op de materiele goederen die hij heeft geproduceerd.

In de tweede plaats kunnen de veronderstelde mensenrechten teruggebracht worden tot eigendomsrechten, hoewel dit feit in veel gevallen wordt verduisterd. Neem bijvoorbeeld het "mensenrecht" van vrijheid van meningsuiting. Met vrijheid van meningsuiting wordt het recht van iedereen bedoeld om te zeggen wat hij wil. Maar de vergeten vraag is: Waar? Waar heeft iemand dat recht? Hij heeft het zeker niet op eigendom waartoe hij is toegetreden. Hij heeft dat recht kortom alleen op zijn eigen eigendom of op het eigendom van iemand die ermee ingestemd heeft, als gift of via een huurcontract, dat hij op zijn bezit wordt toegelaten. Feitelijk is er dus niet zoiets als een afzonderlijk recht op vrije meningsuiting; er is alleen iemands eigendomsrecht, het recht om te doen wat hij wil met zijn eigendom of het aangaan van vrijwillige overeenkomsten met andere bezitseigenaren.

De focus op vage "mensenrechten" heeft dit feit niet alleen verdonkeremaand maar heeft er ook toe geleid dat er noodzakelijkerwijs allerlei conflicten zijn tussen individuele rechten en verondersteld "publiek beleid" of publieke doelen. Deze conflicten hebben er vervolgens voor gezorgd dat mensen menen dat geen enkel recht absoluut kan zijn, dat ze allemaal relatief of veranderbaar zijn. Neem bijvoorbeeld het mensenrecht van "vrijheid van vereniging". Stel dat een burgergroepering wil demonstreren voor een bepaalde maatregel. Het gebruikt voor dit doel de straat. Aan de andere kant beëindigt de politie de demonstratie om reden dat die het verkeer blokkeert. Het punt is nu dat er geen manier is, anders dan een arbitraire, om dit conflict op te lossen aangezien de overheid de straten in bezit heeft.

Overheidsbezit brengt, zoals we hebben gezien, uiteindelijk onoplosbare conflicten. Want aan de ene hand kunnen de burgers beargumenteren dat zij belastingbetalers zijn en daarom recht hebben op het gebruik van de straten om samen te komen en aan de andere kant heeft de politie gelijk dat het verkeer geblokkeerd wordt. Er is geen rationele manier om dit conflict op te lossen omdat er nu geen echt eigendomsrecht is van de straten. In een zuiver vrije samenleving, waar de straten particulier eigendom zijn, zou de vraag eenvoudig zijn: het zou aan de straateigenaar zijn om te beslissen, en het zou aan de burgergroepering zijn om te proberen de straat vrijwillig te huren van de eigenaar. Als alle eigendomsrechten privaat zouden zijn dan zou het heel duidelijk zijn dat de burgers niet een of ander vaag "recht van vereniging" zouden hebben. Hun recht zou het eigendomsrecht zijn om hun eigen geld te gebruiken om te proberen ruimte te kopen of te huren waarop ze hun demonstratie zouden kunnen houden, en ze zouden dat alleen kunnen als de eigenaar van de straat ermee zou instemmen.

Laten wij als laatste het klassieke voorbeeld overwegen dat verondersteld wordt aan te geven dat individuele rechten nooit absoluut kunnen zijn maar dat zij moeten worden beperkt door "publiek beleid": Rechter Holmes's befaamde dictum dat niemand het recht kan hebben om "brand" te roepen in een volle bioscoop. Dit veronderstelt aan te tonen dat vrijheid van meningsuiting nooit absoluut kan zijn. Maar als we stoppen met ons bezig te houden met dit veronderstelde mensenrecht en kijken naar de eigendomsrechten die hiermee verband houden wordt de oplossing duidelijk, en zien wij dat er geen noodzaak is om de absolute aard van rechten te verzwakken. Want de persoon die onterecht "Brand" roept moet ofwel de eigenaar zijn (of de vertegenwoordiger van de eigenaar) of een gast of betalende klant. Als hij de eigenaar is heeft hij frauduleus gehandeld jegens zijn klanten. Hij heeft hun geld aangenomen in ruil voor een belofte een film te vertonen terwijl hij vervolgens de voorstelling verstoort door onterecht "Brand" te roepen" en zo onrust veroorzaakt onder zijn klanten. Hij heeft dus bewust zijn contractuele verplichting verzaakt en heeft daarom de eigendomsrechten van zijn klanten geschonden.

Maar stel dat de schreeuwer niet de eigenaar is maar een klant. In dat geval schendt hij duidelijk de eigendomsrechten van de bioscoopeigenaar (en die van de andere klanten). Als gast bevindt hij zich op het eigendom onder bepaalde voorwaarden en heeft daarmee de verplichting de eigendomsrechten van de eigenaar niet te schenden door de voorstelling te verstoren die de eigenaar heeft gearrangeerd voor de klanten.

De persoon die kwaadwillig "Brand" roept in een drukke bioscoop is daarom een crimineel, niet omdat zijn zogenaamde recht op vrije meningsuiting op pragmatische wijze moet worden beperkt ten gunste van het zogenaamde "publieke belang", maar omdat hij duidelijk de eigendomsrechten van iemand anders heeft geschonden.

Er is dus geen reden om deze rechten beperkingen op te leggen. Aangezien dit een praxeologische en geen ethische verhandeling is, is het doel van deze discussie niet om de lezer te overtuigen dat eigendomsrechten in stand moeten worden gehouden. Wij hebben echter geprobeerd aan te tonen dat de persoon die zijn politieke theorie wenst te bouwen op basis van "rechten" niet alleen het illegitieme onderscheid tussen mensenrechten en eigendomsrechten moet afdanken maar zich tevens moet realiseren dat de eerste volledig moet worden geïntegreerd in de laatste.

Murray Rothbard

Vertaald door Meervrijheid uit "Power and market" van Murray Rothbard (pagina 238).

Over de auteur

Murray N. Rothbard (1926–1995) was econoom, historicus en filosoof. Hij was de grondlegger van het moderne libertarisme en de voornaamste woordvoerder van de Oostenrijkse School binnen de economie.

Rothbard was de auteur van The Ethics of Liberty en For a New Liberty en een scala van boeken en artikelen. Hij was ook academisch vice-president van het Ludwig von Mises Institute en The Center for Libertarian Studies. Samen met Lew Rockwell was hij de hoofdredacteur van The Rothbard-Rockwell Report.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl