22 mei 2003
Dit lijkt me eerder stommiteit dan wetenschap. Het idee lijkt te zijn dat we moeten stoppen met vertrouwen op hoe iets er daadwerkelijk uitziet of wat de eigenlijke kenmerken zijn, maar dat we alleen moeten kijken naar een of andere statistiek over de genen. Het feit dat chimpansees als dag en nacht verschillen van mensen in hun brein, creativiteit, taal, uiterlijk (of liever een gebrek hebben aan dat alles) moet dus een illusie zijn. Anders gezegd: we moeten niet vertrouwen op de werkelijkheid, maar op een theorie over de werkelijkheid (percentage genengelijkheid=percentage uiteindelijke gelijkheid) die in strijd is met de werkelijkheid.
Het is ook mogelijk om een computerprogramma te schrijven dat slechts 0,6% in code verschilt van een ander programma en toch heel iets anders doet. Hoe is dat nou toch mogelijk? Ik zal voor de betreffende wetenschappers een tip van de sluier oplichten: 0,6% van het DNA is nog steeds een heleboel DNA. Een computerprogramma kan onwerkzaam worden door het veranderen van slechts een bit. Dus laat staan hoeveel een genetisch verschil van 0,6% kan uitmaken.
Het grappige is dat deze wetenschappers het niet eens eens zijn over de statistiek zelf. Vorig jaar schatten wetenschappers de mate van genetische overeenkomst tussen apen en mensen nog op ongeveer 95%. Nadere bestudering van bovengenoemd artikel leert dat de onderzoekers hun conclusies baseren op slechts een zeer klein aantal volgens hun belangrijke genen. Dus de conclusie is ook nog eens gebaseerd op onjuiste feiten. Nog een punt is dat het niet duidelijk is of de onderzoekers het hebben over een verschil in genen of in DNA-codes, maar ik vermoed in DNA-codes.
Een gen is een stukje DNA dat bestaat uit een hele reeks DNA-codes. Stel, twee hypothetische wezens hebben elk 2 genen met elk 100 DNA-codes. Stel dat het ene gen precies overeenkomt en het andere gen verschilt in 2 codes. Op genniveau is de gelijkheid tussen beide dieren slechts 50%, terwijl het op codeniveau 99% is. Als de onderzoekers dus bedoelen dat 99,6% van de DNA-codes van mens en aap gelijk zijn, dan kan het toch zijn dat het percentage gelijke genen veel kleiner is. Kortom, heel onduidelijk allemaal.
Als genen overigens de enige maat zijn van in hoeverre iets mens is, dan zijn dode mensen dus ook gelijk aan levende mensen, want ze hebben alle twee dezelfde genen. En een menselijke haar is dan ook een mens, want die heeft ook dezelfde genen als een mens. Trouwens, ik denk dat mensen eigenlijk een soort planten zijn. Een groot deel van de menselijk genen komen namelijk overeen met die in planten.
Menselijke genen bevatten ongeveer 3,5 miljard basisparen (DNA-codes). Twee ongerelateerde mensen verschillen gemiddeld ongeveer slechts in ongeveer 1 op 1000 van die codes. Maar dan blijven er nog steeds 3,5 miljoen codes over die van elkaar verschillen. Genoeg om het verschil tussen een Haagsche Harry en een Albert Einstein te maken.
Wat zit er toch achter deze wens om een dier zoveel mogelijk een gelijke status als een mens te willen geven? Wellicht vindt men dat dieren niet aardig door mensen worden behandeld, en denkt men dat we geneigd zullen zijn om dieren meer rechten te geven als we de verschillen tussen mensen en dieren zoveel mogelijk weg redeneren. Het zou ook kunnen dat men het belang van genen wil bagatelliseren. Men wil de theorie promoten dat een klein verschil in genen slechts een klein verschil in resultaat kan geven. Als slechts 1 op de 1000 DNA-codes van ongerelateerde mensen van elkaar verschilt, dan is dat zo insignificant weinig, dat er geen verschil in aanleg tussen individuen kan zijn, is wellicht de redenatie. Maar de werkelijkheid laat zien dat een klein verschil in DNA tussen apen en mensen tot een immens verschil in resultaat leidt. En tweelingstudies tonen aan dat een verschil van 0,1% in DNA tussen verschillende mensen weldegelijk in een behoorlijk verschil in aanleg en intelligentie resulteert.
Maar als die 0,1% wel te klein zou zijn om verschil te maken, dan zouden de progressieven gelijk hebben dat alle mensen bij de geboorte gelijk zijn. Alle verschillen in talent en intelligentie worden dan alleen veroorzaakt door de omgeving. En dat is dan een argument om onze vrijheid te beperken, zodat er met dwang gezorgd kan worden dat iedereen dezelfde omgeving en dezelfde kansen krijgt. Pas dan kan ieder individu volgens de progressieven zijn volledige ontwikkelingspotentieel bereiken. Dat is nogal wat. Als iedereen van nature dezelfde potentie heeft, dan kan Haagsche Harry dus net slim worden als Einstein, mits hij maar dezelfde opvoeding en kansen krijgt. Straks krijgen we nog een samenleving vol met genieën! Maar goed, mocht deze theorie niet kloppen dan kunnen we in de toekomst gelukkig toch nog het gelijkheidsideaal bereiken door eugenetica, en alsnog iedereen even briljant maken.
Gerelateerde links:
- Chimps genetically close to humans
- Gelijkheid door genetische manipulatie
- Te dom om rijk te worden?
- A Note On The Size Of The Genome
Henry Sturman studeerde technische natuurkunde in Delft. Hij is freelance auteur voor o.a. HP/De Tijd en is actief binnen de Nederlandse libertarische beweging.
Sturman is eigenaar van Sturman Enterprises, een Haags bedrijf dat diensten verleent op het gebied van automatisering en internet.
Op zijn homepage kunt u meer over hem lezen.