16 juli 2003
In ruil voor de belastingen krijg je wel wat terug in de vorm van gesubsidieerde diensten en sociale zekerheid. Maar het is zeer bevoogdend dat de overheid van je eigen geld dingen voor je koopt. Voor een klein kind, dat nog niet voor zichzelf kan zorgen, is het logisch dat de ouders een deel van de verantwoordelijkheid op zich nemen. Maar als de overheid jouw eigen geld voor jouw eigen bestwil uitgeeft, is dat een verregaande vorm van paternalisme en een vervelende beperking van je vrijheid.
Meervrijheid vindt dat iedereen zo veel mogelijk zelf moet kunnen beslissen waar hij zijn geld het beste aan uit kan geven. De overheid subsidieert met ons geld onze gezondheidszorg, cultuur en onderwijs. Maar misschien willen we van ons eigen geld liever vaker op vakantie, naar een popconcert of een mooiere auto. Het is niet aan de overheid om te bepalen of dat verstandige keuzes, zijn dat is als volwassenen onze eigen zaak. Daarnaast is het economisch zeer inefficiënt dat de overheid allerlei diensten voor ons verzorgt en subsidieert. Economen stellen dat goederen en diensten het goedkoopste op de vrije markt geproduceerd kunnen worden. Door concurrentie hebben bedrijven een prikkel om zo efficiënt mogelijk te zijn. En door subsidies worden bedrijven en instellingen verspillend. De wet van Friedman (naar Nobelprijswinnaar in de economie Milton Friedman) schat dat het de overheid ongeveer het dubbele kost om een bepaalde dienst te leveren dan de vrije markt. En zelfs als de overheid heel efficiënt een bepaalde dienst zou kunnen verstrekken, dan is het nog niet zeker dat we daar wel behoefte aan hebben. Als de overheid heel efficiënt een gat graaft in de grond en weer dichtgooit, goedkoper dan een privé-bedrijf ooit zou kunnen, dan is toch al het geld verspild.
Behalve dat de overheid ons eigen geld gebruikt om dingen voor ons zelf te kopen, is het ook de bedoeling dat de verzorgingsstaat een inkomensherverdelende werking heeft. Maar het doel van die nivellering, inkomensoverheveling van rijk naar arm, wordt nauwelijks bereikt. In feite wordt er vooral van zowel arm als rijk overgeheveld naar de bodemloze put van de overheid. Als je alle belastingen en premies meetelt, dan varieert de lastendruk voor verschillende inkomensgroepen tussen de 50% en 65% (bron: Overheidsfinanciën, Koopmans e.a., negende druk). Zelfs de allerarmste arbeiders betalen ruim 50% belasting. Dat is waarschijnlijk veel meer dan de meeste mensen denken, omdat de meeste belastingen onzichtbaar zijn. De werkgever betaalt een aantal premies die niet op het loonstrookje staan. En een heleboel andere belastingen zitten verwerkt in de prijs van producten (BTW, accijnzen, vennootschapsbelasting, etc.). We zouden dus allemaal minimaal twee keer zoveel koopkracht hebben zonder alle belastingen. Daar staat tegenover dat we meer zelf moeten betalen. Maar tenminste kunnen we dan zelf over die uitgaven beslissen. Onze keuzevrijheid over hoe ons geld te besteden wordt in ieder geval twee keer zo groot. En, zoals gezegd, ons geld is op de vrije markt ook nog eens het dubbele waard.
Verder zijn er eigenlijk ook nog diepere verborgen belastingen. Belastingen die niet worden meegeteld als belastingen, meestal omdat het door de overheid veroorzaakte kosten zijn en geen overheidsinkomsten. Zoals inflatie, verplichte autoverzekering, de kosten van bedrijven om aan allerlei overbodige regels te voldoen, de kosten van bedrijven om alle administratie voor de belastingaangifte te doen, en door bedrijven gemaakte kosten om legaal hun belastingen te minimaliseren.
En er zijn andere economische nadelen van hoge lasten. Ze werken de voordelen van arbeidsspecialisatie bijvoorbeeld tegen. Stel meneer Jansen is leraar wiskunde en hij wil zijn huis laten verven. En meneer Pietersen is schilder en hij wil bijles wiskunde voor zijn zoon. Meneer Jansen verdient 20 euro per uur met wiskundeles geven en meneer Pietersen verdient 10 euro per uur met schilderen. Meneer Pietersen, de schilder, zou het huis van Meneer Jansen in 2 uur kunnen schilderen. Als meneer Jansen zelf zijn huis zou schilderen zou hij er 4 uur over doen, omdat hij daar minder ervaren in is. Meneer Jansen, de wiskundeleraar, kan de zoon van Meneer Pietersen in 1 uur voldoende bijspijkeren in de wiskunde om zijn examen te halen. Als Meneer Pietersen dat zelf zou moeten doen zou hij daar 4 uur over doen, omdat hij eerst flink zelf in het wiskundeboek moet studeren voordat hij het voldoende begrijpt om het aan zijn zoon uit te leggen. Op de vrije markt gebeurt er nu het volgende. Meneer Jansen betaalt meneer Pietersen 20 euro om zijn huis te verven. En meneer Pietersen betaalt meneer Jansen 20 euro om zijn zoon les te geven. Netto kost de deal niemand geld. Meneer Jansen is 1 uur van zijn tijd kwijt en meneer Pietersen 2 uur. Beiden besparen de helft van de tijd die ze nodig hadden gehad als ze het werk zelf hadden gedaan. Beiden zijn gelukkig.
Maar stel nu dat er 75% belastingen zijn. Om de 20 euro voor de wiskundeles te betalen moet meneer Pietersen nu 80 euro verdienen en dus 8 uren werken. Hij kan dan 2 uren voor meneer Jansen werken en 6 uren voor andere mensen. Om de 20 euro voor het schilderwerk te verdienen moet meneer Jansen ook 80 euro verdienen en daar moet hij 4 uren voor werken. Hij kan dan 1 uur voor meneer Pietersen werken en 3 uren voor andere mensen. Maar in dit geval zijn beiden slechter af als ze het werk uitbesteden dan als ze het werk zelf doen. Dus doen ze het maar zelf. Meneer Jansen verft zijn eigen huis. Dat kost hem 2 uur, maar dat is minder dan 4 uur werken om het geld voor de schilder verdienen. En meneer Pietersen geeft zijn eigen zoon wiskundeles. Dat kost hem 4 uur, maar dat is minder dan 8 uur werken om het geld voor de wiskundeleraar te verdienen. We zien dus dat de belastingen voor een enorme verspilling zorgen. Samen zijn meneer Jansen en meneer Pietersen 6 uur kwijt met schilderen en bijles geven. Als ze elkaars werk hadden gedaan waren ze samen maar 3 uur kwijt geweest. De overheid zorgt er met haar belastingen voor dat mensen in dit geval de helft van hun tijd verspillen. En dat is doodzonde.
![]() Ludwig von Mises (1881-1973) |