Ter verdediging van de onderkruiper
Door Walter Block
30 januari 2003
Één van de wijdst verbreide meningen is dat de onderkruiper een verachtelijk figuur is.
Hij is gewetenloos en collaboreert stiekem met de 'baas'. Met z'n tweeën zweren onderkruiper en baas samen om bij de vakbond aangesloten werknemers van hun rechten, en van de banen die hun rechtmatig toekomen, te beroven.
Onderkruipers worden ingehuurd om vakbondsleden te dwingen lagere lonen te aanvaarden. Als dan ook nog bekend wordt dat onderkruipers ook worden gebruikt om vakbondsleden en posters bij stakingen in elkaar te slaan, dan is de aanklacht bijna rond - de onderkruiper is de grootste vijand van de werknemer.
Dit zijn de feiten die in menige onderwijsinstelling worden onderwezen, wie ze in twijfel durft te trekken zet z'n reputatie als wetenschapper op het spel. Niettemin moet deze onzin worden weerlegd.
Als eerste punt dient te worden vastgesteld dat een baan geen eigendom is van de werknemer - of van wie dan ook. Een baan vloeit voort uit een transactie tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer ruilt zijn arbeid tegen het geld van de werkgever, tegen een voor beiden aanvaardbare wisselkoers. Dus als we het hebben over 'mijn baan', dan is dat slechts in figuurlijke zin.
Hoewel we gewend zijn om uitdrukkingen als 'mijn baan', 'mijn klant' en 'mijn kleermaker' te gebruiken, gaan we er in geen van deze gevallen van uit dat er echt sprake is van bezit. Neem nu het geval van 'mijn klant'. Als we deze uitdrukking letterlijk zouden nemen, zou dat betekenen dat de handelaar een eigendomsrecht heeft op de klandizie van de mensen die gewoonlijk bij hem spullen kopen. Hij zou de klandizie van de klant bezitten en zou daarom het recht hebben bezwaar te maken, als 'zijn' klant bij een andere koopman zijn inkopen zou doen.
Dit is een tweesnijdend zwaard. Laten we eens kijken naar het geval van 'mijn kleermaker'. Als we deze uitdrukking letterlijk nemen, zouden we moeten stellen dat de kleermaker zijn winkel niet mag sluiten of verplaatsen, of zichzelf bankroet laten verklaren, zonder de toestemming van de klanten. Hij is 'hun' kleermaker.
Onderkruiper . Vertaling van het Engelse scab:
a : een verachtelijk persoon b (1) : een werknemer die weigert zich aan te sluiten bij een vakbond (2) : een vakbondslid die weigert te staken of het werken hervat voordat een staking ten einde is (3) : een werknemer die werk aanneemt of een vakbondslid vervangt gedurende een staking (4) : iemand die voor minder werkt dat het loon dat door de vakbond bedongen is of tegen andere voorwaarden
In beide gevallen is het natuurlijk duidelijk, dat het bezittelijk voornaamwoord niet is bedoeld om bezit in letterlijke zin uit te drukken. Ongetwijfeld heeft noch koper noch verkoper het recht om erop te staan dat de zakelijke relatie voor altijd blijft bestaan, tenzij er natuurlijk een langetermijncontract is gesloten door beide partijen. Dan, en alleen dan, zouden de handelaar en de klant het recht hebben bezwaar te maken, als welke partij dan ook de relatie zou verbreken zonder instemming van de andere.
Laten we nu eens kijken naar 'mijn baan'. Wat impliceert de werknemer wanneer hij er bezwaar tegen maakt dat de onderkruiper 'zijn' baan afpikt? Terwijl hij pleit voor zijn baan, doet hij net alsof de baan zijn eigendom is. Hij neemt m.a.w. aan dat een dienstverband, na verloop van tijd, de werkgever t.o.v. de werknemer net zo strikt verplicht als wanneer ze een overeenkomst zouden hebben gesloten. Maar in feite heeft de werkgever zich nooit contractueel verplicht .
Je zou je eens kunnen afvragen hoe de werknemers zouden reageren als de werkgever het principe, waarop zij hun afkeer van onderkruipers baseren, zou overnemen. Wat zouden zij ervan denken als werkgevers het recht zouden claimen, om werknemers die al lang bij hen werken te verbieden hun baan op te zeggen? Wat als hij een andere werkgever, die het waagt 'zijn' werknemer in te huren, ervan zou beschuldigen een onderkruiper te zijn! Toch is deze situatie volkomen symmetrisch.
Ongetwijfeld klopt er iets niet als gesteld wordt dat, wanneer mensen op vrijwillige basis overeenkomen met elkaar handel te drijven, zij voortaan verplicht zijn deze handelsbetrekking voort te zetten. D.m.v. welke kromme redenering wordt een vrijwillige betrekking omgezet in een strikt onvrijwillige betrekking? Wie iemand aanneemt verwerft niet het recht hem als een slaaf te houden, evenmin kan men, door te hebben gewerkt voor een werkgever, het recht op een baan claimen. Het moge duidelijk zijn dat de werknemer de baan nooit 'bezit', dat het niet 'zijn' baan is. De onderkruiper doet dus niets onrechtmatigs, wanneer hij de baan aanneemt die de werknemer voordien had.
De zaak van geweld tussen werknemers en onderkruipers is een geval apart. Het initiëren van geweld is te veroordelen, en wanneer onderkruipers als eerste geweld gebruiken verdienen zij onze afkeuring. Maar het initiëren van geweld is niet wat de onderkruiper tot onderkruiper maakt. Wanneer zij geweld gebruiken doen zij dat als individuen, niet als onderkruipers in de hoedanigheid van onderkruipers. Per slot van rekening draaien melkboeren soms door en begaan agressie tegen non-agressors. Niemand zou hierin het bewijs zien, dat het rondbrengen van melk een intrinsiek slechte onderneming is. Op dezelfde manier maakt het gebruik van ongerechtvaardigd geweld door onderkruipers het onderkruipen
an sich niet illegitiem.
De laatste tijd is steeds duidelijker geworden hoe warrig en inconsistent het denken over onderkruipers is. Progressieven, die van oudsher het hardst schreeuwen als ze onderkruipers aan de kaak stellen, laten recentelijk tekenen van verwarring zien als het om dit onderwerp gaat. Ze zien inmiddels in dat in bijna alle gevallen onderkruipers armer zijn dan de werknemers die ze willen vervangen.
En progressieven zijn bijna altijd opgekomen voor de arme arbeider. Tevens werd het schrikbeeld van racisme aan de orde gesteld. In veel gevallen werden zwarte onderkruipers uitgespeeld tegen blanke (bij de vakbond aangesloten) arbeiders, Mexicaanse arbeiders tegen Mexicaans-Amerikaanse arbeiders en Japanse arbeiders tegen beter betaalde Amerikaanse werknemers.
Het conflict in het schoolbestuur van het Ocean Hill-Brownsville schooldistrict in Brooklyn, New York, is hier een dramatisch voorbeeld van. Uit hoofde van het plaatselijke schoolbestuur ontsloeg Rhody McCoy, het zwarte bestuurshoofd, verscheidene blanke leraren vanwege verondersteld racistisch gedrag tegenover hun jonge, zwarte leerlingen. In reactie daarop legde de door blanken gedomineerde lerarenvakbond United Federation of Teachers Union alle scholen in heel New York City plat, inclusief Ocean Hill-Brownsville.
Om het zwarte Ocean Hill-Brownsville schooldistrict verder te laten draaien, moest het hoofd van het bestuur McCoy vervangers vinden voor de stakende blanke leraren. Die vond hij en natuurlijk waren zij onderkruipers. Vandaar het dilemma waarmee progressieven geconfronteerd werden: aan de ene kant waren zij onwrikbaar in hun verzet tegen onderkruipers, maar aan de andere kant waren zij fel gekant tegen het racisme van de lerarenvakbond United Federation of Teachers. Hun standpunten waren ongetwijfeld veeleer verhit dan verlicht.
Het is duidelijk dat onderkruipers ten onrechte belasterd worden. Een dienstbetrekking geeft de werknemer geen enkel op recht van eigendom gebaseerd voorrecht dat arbeiders, die met hem willen concurreren om dezelfde baan, niet hebben. Onderkruipen en vrije mededinging zijn keerzijden van dezelfde medaille.
Dit is een vertaling van het hoofdstuk "The scab" uit het boek "
Defending the undefendable". Vertaald door Erik Driessens.