1 januari 2003
De Nederlandse democratie was truttig en ingeslapen. Het communisme was voor de elitaire Marsman en Ter Braak geen alternatief, want dat was te zeer gericht op gelijkschakeling, collectivisme en materialisme. Marsman noemde het nationaal-socialisme afkeurend de opstand der horden. Ter Braak omarmde uiteindelijk de democratie als beschermer tegen deze horden.
Toen de nazi's kwamen, pleegde Ter Braak zelfmoord (Marsman was eerder dat jaar verdronken) en een maand later tekende Frankrijk de overgave. Hendrik Colijn, tot 1939 minister-president, schreef: "In stede van voort te schrijden, bevindt de democratie zich op een ordeloze terugtocht. Een nederlaag van Duitsland mag niet langer binnen de grens der mogelijkheden worden gerekend. Er zijn nog steeds mensen die denken dat de koningin en de ministers op een dag in Hoek van Holland aan wal zullen stappen en de volgende dag de zaken dan op de oude voet zullen worden voortgezet. Wij geloven daarvan niets." Colijn stelde voor een nationaal front te vormen om de wensen van het Nederlandse volk onder de aandacht der Duitse overheid te brengen.
In juli 1940 werd door een driemanschap met Jan de Quay de Nederlandse Unie opgericht, die in korte tijd zeer populair werd. Pieter Gerbrandy, minister-president in ballingschap, noemde de Unie in het najaar van 1941 "de verzamelplaats van alle weldenkende Nederlanders."
In overeenstemming met richtlijnen uit 1937 bleven ambtenaren in functie zolang zij meenden dat zij per saldo de bevolking meer goed dan kwaad deden. Het dilemma van de burgemeester in oorlogstijd was gecreëerd. Zelfs Jaap Burger, Engelandvaarder en later PvdA-kopstuk, vond dat "een goede Nederlander nuttiger was op zijn post dan in het verzet."
De Unie werd in december 1941 door de nazi's verboden, in januari 1942 besloten de nazi's alle Europese joden te vermoorden en ondertussen keerden de krijgskansen: een Duitse nederlaag gloorde aan de horizon. Samenwerken met de bezetter en toch schone handen houden, bleek steeds moeilijker; verzet steeds minder dwaas.
De overgrote meerderheid der Nederlandse bevolking modderde tijdens de bezetting in een grijs gebied tussen collaboratie en verzet daarom nam men mensen als De Quay niets kwalijk. Meteen na de oorlog werd De Quay minister van Defensie en hij was van 1959 tot 1963 minister-president.
Pas vanaf de late jaren zestig, betoogt de historicus Chris van der Heijden in zijn boek Grijs verleden, werd de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog herschreven in zwart en wit. Na de wederopbouw wilde men weer groots en meeslepend leven. Een nieuwe generatie nam de oorlog als moreel ijkpunt voor een indeling in goed en kwaad en een veroordeling van alle geschipper. Weg met de oude politiek! Studenten werden massaal lid van communistische partijen; intellectuelen idealiseerden totalitaire regimes van linkse signatuur. Genuanceerd denken was uit den boze, dat deden Castro en Mao ook niet. De Russen bleven weg, dus de jonge helden hoefden niet te kiezen tussen verzet of collaboratie. Zij hebben zich dus maar aangepast aan goedbetaalde banen in de burgermaatschappij en wachten op een volgende generatie idealisten.
© Marcel Roele. Alle rechten voorbehouden.
Dit artikel verscheen eerder in HP/De Tijd
Marcel Roele (1961) is columnist van AD Magazine en schrijft over sociobiologie voor HP/De Tijd en Intermediair. Eerder publiceerde hij De eeuwige lokroep. Over seks, sekseverschillen en relaties (tweede druk, 1996), De menselijke soort en De Mietjesmaatschappij.
Marcel Roele (1961 - 2011) was wetenschaps -journalist, sociobioloog en politicoloog.
Als free-lancer schreef hij voor een heel scala aan bladen, maar was vaste medewerker van HP/De Tijd. Hij verscheen regelmatig in radio- en tv-programma’s en werd gevraagd als spreker op symposia, congressen en corporate events.
Marcel Roele schreef de volgende boeken: De Mietjesmaatschappij, De eeuwige lokroep. Over seks, sekseverschillen en relaties, en De menselijke soort. Hier vindt u zijn homepage marcelroele.meervrijheid.nl.