5 januari 2019
Volgens onderzoek van het tv-programma Radar bleek begin dit jaar dat minderheden inderdaad vaak worden uitgesloten bij vacatures. Ook de Amsterdamse wethouder Rutger Groot Wassink (Groenlinks) wil harder optreden tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. “Desnoods kunnen instrumenten als mystery guests en naming and shaming ingezet worden”, stelde hij in een AT5-interview.
Velen zullen deze maatregelen toejuichen, maar worden de benadeelde groepen hiermee wel echt geholpen? Wetgeving versterkt namelijk het idee dat de oplossing van hun probleem buiten henzelf ligt en het wakkert boosheid en slachtofferschap aan.
Het is waar dat minderheden met een niet-Westerse achtergrond meer last hebben van discriminatie dan anderen bij het vinden van betaald werk. Dat is vervelend en vaak ook vernederend. Je kunt hier meteen schande van spreken, maar is het vanuit het oogpunt van de werkgever onlogisch dat ze bepaalde groepen vaker weigeren op basis van vermeende groepseigenschappen? Vooroordelen hebben we allemaal als we moeten beslissen op basis van beperkte informatie. Als je ‘s avonds laat op weg naar huis vier onbekenden in een donker steegje ziet staan, is het belangrijk of het om vier skinheads gaat of vier oude dames in bloemetjesjurken. Je discrimineert dan op leeftijd, geslacht en uiterlijk. Wie dat niet doet loopt verhoogde kans om in de problemen te raken.
Is de boosheid over discriminatie bij sollicitaties terecht? Niet altijd. Ook werkgevers willen risico’s vermijden. Ze vinden dat bepaalde groepen meer kans geven op arbeidsconflicten, ziekteverlof of miscommunicatie dan andere. Natuurlijk willen werkgevers voornamelijk afgaan op iemands CV, maar daarmee kun je een kandidaat niet volledig inschatten. Ze gaan dus af op groepskenmerken, hoe jammer dat ook is.
Werkgevers discrimineren ook omdat ze gewoon een culturele voorkeur hebben voor autochtonen. Daar kun je schande van spreken maar een autochtone Nederlander die in Turkije of Marokko gaat solliciteren zal tegen diezelfde voorkeur aanlopen, maar dan omgekeerd. Mensen hebben een voorkeur om om te gaan met mensen die op hen lijken, dat voorkomt namelijk misverstanden en problemen. Kun je het mensen kwalijk nemen dat ze graag een collega willen die ook houdt van borrelen en programma’s als Boer Zoekt Vrouw?
Het is goed te bedenken dat iedereen wordt gediscrimineerd, maar niet evenveel. Naast etniciteit selecteren mensen ook op accent, tatoeages, gewicht, uiterlijke verzorging, et cetera. Wetgeving om arbeidsdiscriminatie te bestrijden zal net zo weinig helpen als wanneer de overheid discriminatie op relatiesites bestrijdt, wat daar heel normaal is en zelfs geen enkele ophef veroorzaakt. Een overheidscampagne om dames hun voorkeur voor rijke mooie lange mannen te laten inruilen voor kleine kale mannen die nog bij hun moeder wonen zal de mannen niet helpen (“Kies klein, kaal en arm!”).
Slachtofferschap helpt niemand. Wie als allochtoon zijn baankansen wil vergroten kan zijn boosheid over discriminatie maar beter omzetten in aanpassing. Jezelf verbeteren is een miljoen keer betere investering dan de maatschappij proberen te veranderen. Het is verstandig om te zorgen dat je positief gediscrimineerd wordt op eigenschappen waar je wél iets aan kunt doen, zoals uiterlijke verzorging, taalbeheersing, op tijd komen, beleefd zijn, et cetera. Iedere sollicitant doet dat sowieso. De bekende TV presentatrice Wendy van Dijk nam een logopedist in de arm om van haar Amsterdamse accent af te komen. Anderen laten hun tatoeages weglaseren. Veel Chinese Nederlanders hebben gekozen voor een Westers klinkende voornaam. De PvdA-politicus Ahmad Queleich Khany veranderde zelfs zijn naam in Sander Terphuis nadat hij vanuit Iran emigreerde, omdat hij koos voor Nederland en het Nederlanderschap. “Door mijn naam werd ik een nieuw mens”, stelde hij.
Het slachtofferschap van minderheden, zoals met name partijen als Bij1, Denk en Groenlinks voortdurend benadrukken, vergroot alleen maar de boosheid en verontwaardiging bij de gediscrimineerden, maar niet de kansen op een baan. Bovendien werkt de wetgeving niet. Werkgevers zullen blijven discrimineren, zelfs als de wet het verbiedt. Het is namelijk moeilijk te bewijzen. Ze kunnen simpelweg bepaalde kandidaten niet uitnodigen voor een gesprek, en kunnen zelfs na een ontmoeting de sollicitant weigeren omdat ‘de keuze op een andere kandidaat is gevallen’.
Sterker nog, antidiscriminatiewetgeving zorgt er voor dat werkgevers bepaalde groepen nog vaker zullen mijden omdat ze daarmee de kans op een rechtszaak kunnen verkleinen. Denk bijvoorbeeld aan de Zweedse moslima die weigerde handen te schudden bij een sollicitatie. De bedrijfseigenaar die haar daarom weigerde kreeg na een rechtszaak een boete van bijna 4000 euro vanwege religieuze discriminatie. Dit is een financiële overwinning voor de sollicitante, maar bedrijven zullen hierdoor sollicitanten met een Arabische achternaam vaker weigeren.
Een slachtofferrol aannemen is geen oplossing tegen discriminatie, en wetgeving evenmin. Het zorgt voor onvrede, tweedeling en passiviteit. Wie daarentegen zichzelf verbetert, verbetert ook zijn situatie, en daarmee de samenleving.
Dit opinieartikel verscheen eerder (in verkorte vorm) in het Parool
Frank Karsten is oprichter van de Stichting Meervrijheid en hoofdredacteur van de bijbehorende website.
Samen met Karel Beckman schreef hij De Democratie Voorbij, een boek dat inmiddels in 20 talen beschikbaar is.
In 2018 publiceerde hij De DiscriminatieMythe, waarin hij een kritische visie op het gelijkheidsdenken uiteenzet.