Spontane, vrijwillige segregatie

Door Maarten Berg

26 april 2017

Ik heb eerder gesteld dat tegenstanders van open grenzen een legitiem punt hebben zolang zij gedwongen moeten meebetalen aan het opvangen, integreren en onderhouden van immigranten. Wanneer de sociale voorzieningen zouden worden afgeschaft, vervalt een belangrijk punt van kritiek. 

Maar los van de kosten, zijn sommige mensen überhaupt tegen immigratie. Ze vinden het niet prettig om zich een buitenlander in ‘eigen land’ te voelen of de buren niet te kunnen verstaan. 

Gelukkig kunnen ook dit soort bezwaren worden weggenomen wanneer de overheid ophoudt integratie, wederzijds respect, dialoog, compromissen, en gemengde scholen, wijken en organisaties na te streven.

De geschiedenis laat zien dat (gedwongen) multiculturaliteit doorgaans slecht werkt. We zagen dat in de Sovjet-Unie, in Joegoslavië en in Rwanda. We zien anno 2016 dat de Vlamingen en de Walen moeizaam samenleven en dat veel Schotten zich willen afscheiden van Groot-Brittannië.  

Volgens Fukuyama ondermijnt diversiteit het vertrouwen en daardoor de economische groei. Putnam stelde vast dat etnische diversiteit het ‘sociaal kapitaal’ doet eroderen en maakt dat mensen zich als oesters terugtrekken, zelfs ten aanzien van hun ‘soortgenoten’. 

De Nederlandse onderwijssocioloog Jaap Dronkers ontdekte dat leerprestaties lager liggen op etnisch diverse scholen. Maar ook uit eigen ervaring weten we dat velen het liefst met ‘hun eigen soort mensen’ omgaan. Overal hebben leeftijdsgenoten, seksegenoten en mensen uit dezelfde milieu’s de neiging om elkaar op te zoeken. 

Als 71-jarige kun je nog zo bij de tijd zijn, het zal vrijwel onmogelijk zijn om een vriendenkring van studenten op te bouwen. Hetzelfde geldt voor een heteroseksuele man die aansluiting probeert te vinden bij een vriendinnengroepje. Zo ook zie je steeds weer dat Surinamers, Chinezen, Marokkanen, Turken en Joden samen optrekken. 

Gedwongen spreiding

Dat integratie, onderling contact en wederzijds begrip niet van nature komen, wordt door de meeste beleidsmakers nog wel onderkend. Maar in plaats van deze realiteit simpelweg te laten voor wat zij is, wordt het ‘langs elkaar leven’ geproblematiseerd. Het feit dat culturele vermenging een moeizaam proces is, is in de ogen van de staat geen reden om de benodigde inspanning na te laten. 

Daarom  probeerde de Gemeente Rotterdam in de jaren 70 al om allochtonen-quota in wijken in te voeren. Daarom werkte minister Sybilla Dekker (VVD) in 2004 samen met woningcorporaties om zwarte wijken aantrekkelijker te maken voor autochtonen. Daarom doen ‘idealistische’, autochtone ouders hun kind juist niet op een blanke school. Hoewel dat natuurlijk hun goed recht is, is het de vraag waarom het een probleem zou zijn wanneer een autochtoon nooit een Marokkaan zou spreken. 

Voor de gemiddelde persoon geldt dat hij zo’n vijfhonderd mensen kent en zo’n zeven miljard mensen nooit zal ontmoeten. Als het prima is dat we vrijwel nooit iemand uit Uruguay, Congo of zelfs Leeuwarden tegenkomen, waarom is het dan zo erg dat we nooit in die wijken komen waar veel Marokkanen wonen? Dit nog los van het feit dat de realiteit weerbarstig is en de overheid zelden in staat blijkt om haar theoretische blauwdrukken en wensdromen te realiseren. 

Zelfs als het ‘langs elkaar leven’ een probleem zou zijn (wat het niet is), dan nog is gebleken dat honderden beleidsinitiatieven niet voldoende zijn om bevolkingsgroepen bij elkaar te brengen.

We horen vaak dat Nederlanders open, kosmopolitische mensen zijn met hun blik op de wereld gericht. Maar in werkelijkheid is de Nederlandse bevolking heterogeen. Veel Nederlanders willen in een ‘diverse’ stad of wijk wonen, maar er zijn ook mensen die zich het prettigst voelen met gelijkgestemden om zich heen. 

Uiteraard hebben in een vrije wereld de ‘diversiteitszoekers’ het recht om in een multiculturele wijk te gaan wonen. Maar is het niet onverdraagzaam om ‘xenofobe’ mensen, met een voorkeur voor hun eigen cultuur en hun eigen soort mensen, toch tot diversiteit te dwingen? En zou verplichte menging etnische/culturele tegenstellingen daadwerkelijk verminderen of werkt het contraproductief wanneer je niet wilt samenleven, maar daar toch toe gedwongen wordt?

De weerzin tegen segregatie is begrijpelijk als we segregatie associëren met gedwongen segregatie. Het was uiteraard onacceptabel dat bepaalde etnische groeperingen tot voor kort een ongelijke rechtspositie hadden in landen als Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. 

Maar net zoals overheden burgers niet mogen scheiden, mogen overheden hun macht niet gebruiken om burgers bij elkaar te plaatsen, of te verhinderen dat mensen zelf de nabijheid van gelijksoortige anderen zoeken. Een verbod op vrijwillige segregatie is net zo verkeerd (en potentieel net zo explosief) als gedwongen segregatie. 

Stel dat er een huizenblok in een bepaalde stad zou bestaan waar alleen moslims wonen en werken. Zou er een autochtone Nederlander aanstoot aan nemen wanneer deze moslims de opera ‘Aisha’ zouden verbieden in hun eigen huizenblok? Zou het iemand wat uitmaken als ze onderling Arabisch zouden spreken of wanneer de enige slager Islamitisch zou zijn? 

De reden van het bestaan van etnische en culturele conflicten zit hem er grotendeels in dat we zijn gaan geloven in de mythes van ‘gezamenlijke problemen’, ‘gedeelde verantwoordelijkheden’ en ‘afgewogen oplossingen’. Wanneer het overgrote deel van de 800.000 Nederlandse moslims er (vrijwillig!) voor zou kiezen om in een islamitische stad of wijk te gaan leven, zou dat geen bedreiging zijn, maar meteen de angel halen uit het hele immigratie- en integratiedebat. 

Fatima Elatik zou, als wethouder in zo’n moslimstad, de voor moslims kwetsende opera waarschijnlijk laten verbieden, en de meeste van haar inwoners zouden er blij mee zijn. De niet-moslims uit andere delen van de stad of het land zouden er misschien hoofdschuddend naar kijken, maar zich niet langer persoonlijk bedreigd voelen door de islamisering van ‘hun’ land. 

Niet langer zouden ze zich zorgen hoeven te maken over de opmars van zwarte scholen. Niet langer zouden ze zich hoeven op te winden over de aanbouw van moskeeën, over gescheiden schoolzwemmen of over kritiek op de korte rokjes van hun dochters. Misschien zouden ze de islamitische steden/wijken wel als leuke toeristische trekpleisters gaan zien, nu de opmars van de islam niet langer een bedreiging voor henzelf zou betekenen. 

‘Leven en laten leven’ is een veelgehoord credo, maar weinigen passen het toe. Wanneer de overheid uniforme regels dicteert die voor 16 miljoen mensen moeten gelden, kan er nooit harmonie zijn in een samenleving.
 
Moslims die zich storen aan billboards met lingeriemodellen, krijgen in onze huidige samenleving vaak te horen dat ze daar maar aan moeten wennen in Nederland. Maar waarom zouden ze daar aan moeten wennen? Zijn ze minderwaardige mensen, die geen recht hebben op hun eigen voorkeuren? 

Waarom zouden moslims zich niet tot een sharia-rechtbank of islamitische mediator mogen wenden als alle partijen daar de voorkeur aan geven? De andere kant van de medaille is uiteraard dat ieder individu (christen, moslim, atheïst, autochtoon of allochtoon) het volste recht heeft zijn eigen omgeving te kiezen. Natuurlijk mogen moslims niet zomaar het land worden uitgezet omdat sommigen ze liever zien gaan. 

Maar het is volkomen legitiem wanneer mensen in een blanke wijk willen wonen en niets op hebben met andere culturen en gewoonten. Er was veel verontwaardiging toen voetbaljournalist Johan Derksen begripvol sprak over het beleid van sommige voetbalclubs om rekening te houden met de etnische samenstelling van hun club. 

Maar het is vreemd dat een groep van vijf vrienden wel uitsluitend uit autochtonen (of Turken) mag bestaan, maar een voetbalclub van honderd mensen niet. De politiek moet zich ook niet bezig houden met ‘respect’ en ‘begrip’, aangezien het ieders vrijheid is om géén respect voor een andere cultuur te hebben. Overigens is het juist vaak de overheid die de onderlinge verhoudingen doet verslechteren. 

Zo worden sommige ouders woedend wanneer allochtone kinderen automatisch geplaatst worden op bepaalde scholen, terwijl autochtone kinderen worden uitgeloot. Dit soort vormen van overheidsdiscriminatie is bijna een garantie voor haat en nijd, waardoor de overheid weer eens het tegenovergestelde bereikt van wat zij beoogt.
 

Dit is een fragment uit het gelijknamige hoofdstuk van  Een studie over de slechtheid van de staat (Uitgeverij Aspekt, 2016). Een zeer leesbaar en baanbrekend boek dat MeerVrijheid van harte aanbeveelt. Het boek kost 22,95 en is o.a. verkrijgbaar bij Bol.com

Over de auteur

Maarten Berg (1975) is econometrist en sociaal-psycholoog. Hij promoveerde op landenvergelijkend 'geluksonderzoek' en werkte o.a. voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Centraal Planbureau en verschillende universiteiten.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl