De verkwistende staat

Door Maarten Berg

25 februari 2017

Soms wordt ontkend dat de staat ons geld kost. Weliswaar moeten we belasting betalen, maar in ruil daarvoor krijgen we publieke diensten terug. Zo bezien zijn we even goed af als wanneer er geen belastingen zouden bestaan. Daar komt bij dat sommige mensen (degenen met de ‘zwakste schouders’) zogenaamde ‘netto-ontvangers’ van de overheid zijn, wat betekent dat ze minder aan belasting betalen dan zij in de vorm van diensten terugkrijgen. In ieder geval zouden zij dus blij moeten zijn met de overheid. Verder zouden bepaalde goederen en diensten überhaupt niet beschikbaar zijn als we individueel ons eigen geld zouden uitgeven. Dit gaat bijvoorbeeld op voor snelwegen, vliegvelden en dijken. Voor wat deze ‘collectieve goederen’ betreft opereert de overheid naar de mening van velen niet kostenneutraal, maar vergroot ze zelfs onze welvaart.

Zelfs als we voor het gemak even vergeten dat er tegenover ‘netto-ontvangers’ ook ‘netto-betalers’ bestaan (die juist méér aan belastingen betalen dan ze terugkrijgen in de vorm van overheidsdiensten), valt er nog voldoende in te brengen tegen de bovengenoemde argumenten. Zo is het belangrijk om altijd te onthouden dat de overheid minder zuinig met ons geld omspringt dan individuele burgers met hun eigen geld. Wanneer iemand naar de supermarkt gaat, zal hij een beetje in de gaten houden welke groenten in de aanbieding zijn. Wanneer iemand een vliegticket koopt, heeft hij eerst op internet gezocht welke mogelijkheden er allemaal zijn. Wanneer een gemiddeld gezin een televisie aanschaft, bezoekt het  meerdere winkels en trekt het een paar uur uit om de best mogelijke aankoop te doen.
 
Wellicht dat de overheid eveneens pogingen doet om effectief en efficiënt met publieke middelen om te gaan, maar zij is absoluut niet in staat om honderden miljarden te beheren met dezelfde zuinigheid die miljoenen consumenten betrachten met hun eigen middelen. Hoeveel accountants, evaluaties, efficiencyslagen, verantwoordingen en ‘best practices’ je ook inbouwt, de overheid zal altijd op een (abstract, complex) macro-niveau moeten werken en nooit dezelfde simpele, heldere, efficiënte afwegingen kunnen maken als individuele mensen en gezinnen op micro-niveau. Ze maken altijd beleid dat ‘waarschijnlijk’ of ‘voor de meeste mensen’ werkt, terwijl een individuele consument doet wat voor hem het beste is. 

Veel mensen realiseren zich niet dat de overheid hun eigen geld uitgeeft; dat de overheidsdiensten sigaren uit eigen doos zijn. Ze zien de staat als een externe weldoener die zorgtoeslag, huursubsidie en andere prettige zaken verschaft, en slechts tekort schiet in de zin dat ze nόg meer zou kunnen helpen. Daarom wordt er altijd geprotesteerd bij overheidsbezuinigingen (overigens vooral door de groep die daar het meest door wordt getroffen). Mensen zijn zich gaan hechten aan de overheidsdiensten, zijn ze zelfs als ‘rechten’ gaan beschouwen en ervaren het als een verlies als aan deze rechten wordt getornd. Maar hoe zou men over de overheid denken als het probleem anders ‘geframed’ zou worden? Hoe zou men antwoorden als men een vraag als deze voorgelegd zou krijgen?
 

“Wat heeft u liever: dat wij van uw geld balletvoorstellingen en experimenteel toneel subsidiëren of dat u uw eigen geld uitgeeft? Let wel: als u ervoor kiest om uw eigen geld uit te geven, mag u dat geld evengoed spenderen aan ballet of experimenteel toneel, als u dat belangrijker vindt dan bijvoorbeeld een nieuwe televisie of een vakantie”.


Is het bij een dergelijke formulering denkbaar dat grote groepen mensen bewust hun financiële autonomie zouden overdragen aan de overheid? Of zouden ze hun eigen geld willen beheren? De vraag stellen is hem beantwoorden. Waarschijnlijk zouden veel mensen kritischer oordelen over de overheid wanneer zij echt tot zich zouden laten doordringen dat oorlogen in Afghanistan, de behuizing van de koninklijke familie, de plasma-televisies voor Groningse bijstandsgerechtigden, de tienduizenden beleidsnota’s op ministeries, de spindoctor en de wijkenaanpak van Ella Vogelaar,  het inkomen van Franse boeren, het salaris van Paul de Leeuw, gesubsidieerde kickboks-lessen, Fyra-treinen, de Antillen, windmolenparken in Urk en door idealistische jongeren vernielde universiteitsgebouwen hen persoonlijk geld kosten.

Doordat de overheid zoveel groepen allerlei voordeeltjes geeft heeft iedereen het idee dat hij profiteert (wat wiskundig gezien uiteraard onmogelijk is). Dit jaagt de overheidsbegroting enorm op, tot ver voorbij het uitgavenniveau dat we zouden aanhouden als we allemaal over ons eigen geld zouden gaan. Iedereen weet uit ervaring dat wanneer je met een grote groep collega’s of familieleden uit eten gaat en de rekening wordt gedeeld, de kosten per persoon vrijwel altijd hoger zijn dan wanneer je slechts met je partner gaat eten. Als alles op de grote hoop gaat, zijn de flessen wijn, de desserts en de cognacs na afloop nauwelijks aan te slepen, terwijl veel mensen proberen de kosten een beetje beperkt te houden als ze voor zichzelf betalen.

Precies hetzelfde speelt bij de verhouding tussen de burgers en de overheid. Veel mensen kunnen als individu prima met geld omgaan, terwijl ze zich in hun hoedanigheid van burger niet kunnen onttrekken aan de spilzucht van de overheid. 


Dit is een fragment uit het gelijknamige hoofdstuk van  Een studie over de slechtheid van de staat (Uitgeverij Aspekt, 2016). Een zeer leesbaar en baanbrekend boek dat MeerVrijheid van harte aanbeveelt. Het boek kost 22,95 en is o.a. verkrijgbaar bij Bol.com

Over de auteur

Maarten Berg (1975) is econometrist en sociaal-psycholoog. Hij promoveerde op landenvergelijkend 'geluksonderzoek' en werkte o.a. voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Centraal Planbureau en verschillende universiteiten.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl