11 september 2011
Het zal u wellicht opgevallen zijn dat "libertariër", "isolationist", "buitenbeentje", "ideoloog van de Tea Party", de "extreem-rechtse", "radicaal-conservatieve" Ron Paul, tevens Congreslid en huisarts uit Texas, het verrassend goed doet in de campagne voor de Republikeinse presidentskandidatuur. Althans, in de opiniepeilingen. In augustus bleek uit een peiling van het bekende bureau Rasmussen zelfs dat, als er nu verkiezingen zouden worden gehouden, Obama 39 procent van de stemmen zou krijgen en Ron Paul 38 procent.
In 2008, toen hij ook meedeed aan de presidentsverkiezingen, was Paul al tamelijk populair onder de Republikeinse achterban. Hoewel hij geen enkele steun kreeg vanuit de Partij en grotendeels werd genegeerd door de massamedia, haalde hij de meeste individuele donaties binnen van de Republikeinse kandidaten. Nu, vier jaar later, is hij bezig dat kunstje te herhalen.
En het begint op te vallen. De naam "Ron Paul" is een begrip geworden in Amerika. In Time Magazine werd hij onlangs "The Prophet" genoemd, omdat hij er al jaren voor heeft gewaarschuwd dat de Amerikaanse staatsschuld en begrotingstekort tot een diepe financiële crisis zouden leiden.
Wat is er zo interessant aan Ron Paul? Barst Amerika niet van de radicaal-conservatieve, populistische politici die lagere belastingen willen en alles afkeuren wat uit Washington komt? Ja. Maar Paul is anders. Hij is inderdaad, om een paar rechtse stokpaardjes te noemen, tegen inkomstenbelasting, kunstsubsidies, ontwikkelingshulp, antidiscriminatiewetgeving, de Verenigde Naties en de NAVO. Hij is bovendien vóór het recht op wapenbezit en tegen legalisering van abortus. Maar - en hierin verschilt hij van de gewone conservatief-rechtse politici - hij was ook fel tegen het financiële steunpakket van $700 miljard dat de regering-Bush gaf aan de banken in New York na het faillissement van Lehman Brothers in het najaar van 2008. Hij ageert al jaren tegen de verderfelijke invloed van "Wall Street" op Washington. (“I think Wall Street has the strings on Washington and they pull and do what they want and that’s where the corruption is.”)
Hij is een principieel tegenstander van Amerikaanse militaire interventies in het buitenland en een fel criticus van het Amerikaanse militair-industrieel complex. (“No more blank checks for the military-industrial complex!”). Hij was een van de zeer weinige Republikeinse congresleden die tegen de oorlog in Irak stemde (de Iraq War Resolution) en tegen de Patriot Act, die de Amerikaanse overheid verregaande opsporingsbevoegdheden geeft in de strijd tegen het terrorisme.
Paul is ook tegen de dienstplicht, tegen de doodstraf, tegen de "War on Drugs" die door de Amerikaanse federale overheid wordt gevoerd, en vóór decriminalisering van drugsgebruik. (“People who, unwisely, buy drugs would hardly opt for the back alley criminal dealer as a source, if a coffeehouse-style dispensary was an option.”)
Dit zijn een stuk minder populaire standpunten onder conservatieve kiezers. Populisme kun je Paul dan ook niet verwijten. Zijn standpunten tegenover het grootkapitaal en het militarisme zou je radicaal-links kunnen noemen, zijn standpunten over belasting, wapenbezit en ontwikkelingshulp radicaal-rechts.
Toch is er niets tegenstrijdigs aan Pauls politieke filosofie. De rode draad in zijn denken is zijn geloof in individuele vrijheid en tegen de macht van de Staat op elk gebied - economisch, sociaal en in het buitenlands beleid. Deze politieke filosofie staat in Amerika bekend als libertarisme (‘libertarianism’), wat zoveel betekent als een streven naar maximale individuele vrijheid en een minimale overheid (of helemaal geen overheid).
Het probleem dat Libertariërs hebben met de Staat is dat zij deze beschouwen als een instrument dat met geweld ingrijpt in het leven van mensen en in hun vrijwillige onderlinge relaties. Volgens Libertariërs zou de samenleving er een stuk beter uitzien als mensen op elk gebied hun eigen keuzes kunnen maken; een Staat is hooguit nodig om het leven en eigendom van mensen te beschermen tegen geweld. Libertariërs als Ron Paul zijn dan ook niet alleen tegenstander van de “Welfare State” (de verzorgingsstaat), maar ook van wat zij noemen de “Warfare State” (oorlogvoering en imperialisme). Beide beschouwen zij als uitwassen van “Big Government” – de illegitieme macht van de Staat over het leven van het individu.
Deze filosofie moet niet worden verward met het neoconservatisme. Het is er zelfs in vrijwel alle opzichten de tegenpool van. Zoek op Youtube naar Ron Paul Explains Neoconservatism en je vindt een spijkerharde (en historisch en filosofisch sterk onderbouwde) aanval van Paul op het neoconservatieve gedachtengoed. Paul noemt de neonconservatieve leiders en instituties allemaal met naam en toenaam – van Donald Rumsfeld tot Dick Cheney en van Ayaan Hirsi Ali’s American Enterprise Institute tot Rupert Murdoch’s Fox News en Wall Street Journal – en bestempelt ze als “vijanden van Amerika”, dat wil zeggen, van het Amerikaanse vrijheidsideaal. (“They agree with Trotsky on permanent revolution, violent as well as intellectual”; “Neoconservatism is NOT American”.)
Anarchistische communisten
Met Ron Paul is het libertarisme (“libertarianism”) dus teruggekeerd in de “mainstream” Amerikaanse politiek. Ik schrijf bewust “teruggekeerd” omdat deze politieke stroming een lange geschiedenis kent in de Verenigde Staten.
De moderne libertarische beweging ontstond in Amerika in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In 1971 werd de Libertarian Party (LP) opgericht. (Ron Paul was in 1988 overigens al een keer presidentskandidaat voor de LP). De term "Libertarian" werd indertijd min of meer noodgedwongen aangenomen door de oprichters omdat het begrip 'liberalism' in Amerika een heel andere inhoud had gekregen (een 'liberal' is in de VS zoiets als een sociaal-democraat). De term zelf stamt echter al uit de achttiende eeuw en werd in de negentiende eeuw ook wel gebruikt door Franse anarchistische communisten. Van Dale omschrijft 'libertair' dan ook als:
"The American revolutionaries were steeped in the creed of libertarianism, an ideology which led them to resist with their lives, their fortunes, and their sacred honor the invasions of their rights and liberties committed by the imperial British government. (…) Being libertarians, the revolutionaries saw no conflict between moral and political rights on the one hand and economic freedom on the other. On the contrary, they perceived civil and moral liberty, political independence, and the freedom to trade and produce as all part of one unblemished system, what Adam Smith was to call, in the same year that the Declaration of Independence was written, the 'obvious and simple system of natural liberty'."
"The object of the classical liberals was to bring about individual liberty in all of its interrelated aspects. In the economy, taxes were to be drastically reduced, controls and regulations eliminated, and human energy, enterprise, and markets set free to create and produce in exchanges that would benefit everyone and the mass of consumers. Entrepreneurs were to be free at last to compete, to develop, to create. The shackles of control were to be lifted from land, labor, and capital alike. Personal freedom and civil liberty were to be guaranteed against the depredations and tyranny of the king or his minions. Religion, the source of bloody wars for centuries when sects were battling for control of the State, was to be set free from State imposition or interference, so that all religions — or nonreligions — could coexist in peace. Peace, too, was the foreign policy credo of the new classical liberals; the age-old regime of imperial and State aggrandizement for power and pelf was to be replaced by a foreign policy of peace and free trade with all nations. And since war was seen as engendered by standing armies and navies, by military power always seeking expansion, these military establishments were to be replaced by voluntary local militia, by citizen-civilians who would only wish to fight in defense of their own particular homes and neighborhoods."Het is dit politieke programma dat ook vandaag de dag nog door Ron Paul wordt beleden. Niet voor niets omschrijft Paul zichzelf met trots als een ‘Constitutionalist’: hij beschouwt de machten die de huidige Amerikaanse overheid zich heeft toegeëigend als ongrondwettelijk en wil ze terugbrengen tot wat oorspronkelijk in de Grondwet de bedoeling was.
"The Fed came about during a period of the nation's history called the Progressive Era, when the income tax and many new government institutions were created. It was a time in which business in general became infatuated with the idea of forming cartels as a way of protecting their profits and socializing their losses. The largest banks were no exception. They were very unhappy that there was no national lender of last resort that they could depend on to bail them out in a time of crisis… Banks couldn't expand money and credit as much as they wanted. They couldn't inflate without limit and count on a centralized institution to bail them out…"Om deze reden besloot een klein groepje bankiers in gebroederlijke samenwerking met de Amerikaanse regering om een centrale bank op te richten. Naar buiten toe zeiden ze dat ze dit deden uit algemeen belang – om de economie te laten groeien en de inflatie te beteugelen. In werkelijkheid, schrijft Paul, what the largest banks desire is precisely what we might expect any large corporation to desire: privatized profits and socialized losses…. This is something that every industry would like if they could get it. Maar, voegt hij hier aan toe:
"This is something that the free market denies them, and rightly so. The banking industry has always had trouble with the idea of a free market that provides opportunities for both profits and losses. The first part, the industry likes. The second part is another issue…. That is the reason for the constant drive in American history towards the centralization of money and banking, a trend that not only benefits the largest banks with the most to lose from a sound money system, but also the government, which is able to use an elastic system as an alternative form of revenue support. 'The coalition of government and big bankers provides the essential backbone of support for the centralization of money and credit'." (uit: 'End the Fed')Elders noemt Paul het huidige financiële stelsel 'a form of financial socialism that benefit[s] the rich and the powerful'. Hij vergelijkt het met de Sovjet-Unie: 'to my knowledge, no business ever went under with the Soviet system but society in general grew ever poorer. Think of that Soviet system applied to the banking industry and you have the Fed'.
Op de website van het Mises Institute, www.mises.org, is een indrukwekkende hoeveelheid libertarische literatuur te vinden. Het is allemaal gratis te downloaden, want het libertarische Mises Institute gelooft niet in intellektuele eigendomsrechten! [K.B.] |
Karel Beckman is freelance journalist en auteur van een van de weinige oorspronkelijk Nederlandstalige libertarische boeken: De Staat Voorbij (Aspekt, 2017).
Hij is tevens mede-auteur, met Frank Karsten, van De Democratie Voorbij (2011).
Zijn nieuwste, nog niet uitgegeven boek is het Engelstalige Freedom of Government – The New Human Right, te vinden op zijn website thefriendlysociety.nl.
Volg hem op Twitter (@FreedomofGovt)