7 juli 2010
John Stossel noemt overigens het voorbeeld van iemand die "Brand!" roept in een vol theater als voorbeeld van een legitieme inperking van de vrijheid van meningsuiting. Murray Rothbard schreef eerder waarom dit voorbeeld onzin is en geen enkele beperking van de vrijheid van meningsuiting impliceert:
Laten wij als laatste het klassieke voorbeeld overwegen dat verondersteld wordt aan te geven dat individuele rechten nooit absoluut kunnen zijn maar dat zij moeten worden beperkt door "publiek beleid": Rechter Holmes's befaamde dictum dat niemand het recht kan hebben om "brand" te roepen in een volle bioscoop. Dit veronderstelt aan te tonen dat vrijheid van meningsuiting nooit absoluut kan zijn. Maar als we stoppen met ons bezig te houden met dit veronderstelde mensenrecht en kijken naar de eigendomsrechten die hiermee verband houden wordt de oplossing duidelijk, en zien wij dat er geen noodzaak is om de absolute aard van rechten te verzwakken. Want de persoon die onterecht "Brand" roept moet ofwel de eigenaar zijn (of de vertegenwoordiger van de eigenaar) of een gast of betalende klant. Als hij de eigenaar is heeft hij frauduleus gehandeld jegens zijn klanten. Hij heeft hun geld aangenomen in ruil voor een belofte een film te vertonen terwijl hij vervolgens de voorstelling verstoort door onterecht "Brand" te roepen" en zo onrust veroorzaakt onder zijn klanten. Hij heeft dus bewust zijn contractuele verplichting verzaakt en heeft daarom de eigendomsrechten van zijn klanten geschonden.Lees verder.
Maar stel dat de schreeuwer niet de eigenaar is maar een klant. In dat geval schendt hij duidelijk de eigendomsrechten van de bioscoopeigenaar (en die van de andere klanten). Als gast bevindt hij zich op het eigendom onder bepaalde voorwaarden en heeft daarmee de verplichting de eigendomsrechten van de eigenaar niet te schenden door de voorstelling te verstoren die de eigenaar heeft gearrangeerd voor de klanten.
De persoon die kwaadwillig "Brand" roept in een drukke bioscoop is daarom een crimineel, niet omdat zijn zogenaamde recht op vrije meningsuiting op pragmatische wijze moet worden beperkt ten gunste van het zogenaamde "publieke belang", maar omdat hij duidelijk de eigendomsrechten van iemand anders heeft geschonden.
Een mens bezit zijn reputatie niet, net zomin als hij de gedachten van anderen bezit -- omdat dat alles is waar zijn reputatie uit bestaat. De reputatie van een mens kan niet worden gestolen van hem net zomin als de gedachten van andere mensen kunnen worden gestolen van hem. Of zijn reputatie nu 'van hem werd ontnomen' door eerlijke of oneerlijke methoden, hij bezat haar toch al niet, en hij zou dus geen toevlucht tot de wet moeten hebben voor schadevergoedingen.Lees verder.
Wat doen we dan wanneer we bezwaar hebben tegen smaad, of hem verbieden? We verbieden iemand om de gedachten van andere mensen te beïnvloeden of te proberen te beïnvloeden. Maar betekent het recht op vrijheid van meninguiting niet precies dat wij vrij zijn om de gedachten van anderen om ons heen te beïnvloeden? Dus we moeten concluderen dat smaad en laster consistent zijn met het recht op vrijheid van meningsuiting.
Tenslotte zouden reputaties, hoe paradoxaal het ook klinkt, waarschijnlijk zekerder zijn zonder de wetten die smadende meningsuiting verbieden! Met de huidige wetten die smadende leugens verbieden, is er een natuurlijke tendens om iedere gepubliceerde smet op iemands karakter te geloven. "Het zou niet worden gedrukt als het niet waar was", denkt het lichtgelovige publiek. Als smaad en laster echter toegestaan zouden zijn, zou het publiek niet zo gemakkelijk bedrogen worden. Aanvallen zouden zo hevig en snel komen dat ze onderbouwd zouden moeten worden voordat ze enige invloed zouden kunnen hebben. Instellingen zoals de Consumentenbond of de het Better Business Bureau zouden georganiseerd kunnen worden om aan de publieke vraag naar nauwkeurige schunnige informatie te voldoen.
Het publiek zou snel leren om de uitspraken van smaders en lasteraars te verteren en te evalueren -- als die vrij spel zouden krijgen. Niet langer zou een smader of lasteraar de automatische macht hebben om iemands reputatie te vernietigen.