Bekentenissen van een afvallig socialist

Door Marcel Zuijderland

25 april 2010

Ja, kijkt u maar even goed. U zult er op het eerste gezicht niet aan denken, maar voor u staat een erfenis van het socialisme…

Jarenlang heb ik een uitkering gehad, en daar voor heb ik nog veel langer op scholen en opleidingsinstituten doorgebracht. Dat werd allemaal gefinancierd door onze socialistische verzorgingsstaat. Daardoor ben ik geworden wie ik ben, en daar ben ik het socialisme, zonder welke die verzorgingsstaat nooit mogelijk was, eeuwig dankbaar voor.

Het kapitalisme haalt niet het slechtste, maar juist het beste in de mens naar boven.
Die eeuwige dankbaarheid neemt niet weg dat het natuurlijk ronduit verderfelijk blijft dat ik feitelijk jarenlang op de zak van anderen heb geteerd. Dat er geld werd afgepakt van mensen die zich daar voor ingespannen hadden, en dat dat geld aan mij werd gegeven zonder dat ik me daar voor had hoeven inspannen. Alleen maar opmaken wat anderen hadden opgeleverd, dat was wat ik deed. Hoe verderfelijk dat ook is, volgens het socialisme mocht het, en had ik zelfs het recht om dat te doen.

Maar goed het blijft verderfelijk dat ik schaamteloos heb geprofiteerd van het socialisme. Des te verderfelijker is het daarom, dat ik hier vanavond datzelfde socialisme ga afvallen door me ronduit voor het kapitalisme uit te spreken. Wellicht vermoedt u opportunistische motieven. U zult denken, hij zal nu wel zelf z’n geld verdienen, en gaat dan nu in één keer verkondigen dat belasting diefstal is. En dergelijk opportunisme zou u dan bij uitstek weer kapitalistisch kunnen vinden, omdat de meesten onder ons het kapitalisme zien als een corrupt systeem dat opportunisme en zelfzucht stimuleert. Een systeem dat om die reden vooral niet het goede in de mens, maar juist het slechtste in hem naar boven haalt.

Ik ken het beeld, en ik heb het zelf ook lang geloofd. Maar inmiddels niet meer. Inmiddels ben ik zelfs van het omgekeerde overtuigd: het kapitalisme haalt niet het slechtste, maar juist het beste in de mens naar boven. Want als we het hebben over het kapitalisme dat staat voor vrije marktwerking, dan is een korte blik in de geschiedenis al genoeg om te zien dat die vrije markt juist betere mensen van ons heeft gemaakt.

Met de vrije markt kwam de macht aan de burgers.
Beter omdat sinds de vrije markt, die zo rond de 17-de eeuw in Europa ontstaat, een vernieuwingsdrang, ondernemingsgeest en creativiteit in de mensen los is gemaakt die hemelsbreed verschilt van de behoudende en traditionele mentaliteit van de mensen daarvoor. De komst van de vrije markt betekende dat mensen voor het eerst de vruchten van hun arbeid zelf mochten genieten, en niet hoefden af te staan aan een of andere feodale of absolute heerser. Die zekerheid zette mensen aan tot ambitie en concurrentielust wat samen ging met de ontwikkeling van individualisme, eigenzinnigheid en lef. Tegelijkertijd leidde ambitie en wedijver tot een ongekend hoge productiviteit, en daarmee heeft de vrije markt ook het fundament van onze welvaart gelegd.

Naast welvarend is onze samenleving sinds de vrije markt in toenemende mate ook complexer, mobieler en gevarieerder geworden. Dat mondde weer uit in een grote verscheidenheid aan leefstijlen, en een even grote variëteit aan manieren van samenleven en samenwerken. Kortom, de vrije markt heeft niet het slechtste maar het beste in ons naar boven gehaald. We zijn veelzijdiger, kleurrijker, en vanwege die pluriformiteit aan leefstijlen ook nog eens toleranter geworden.

Maar het belangrijkste is dat we daarnaast ook nog eens letterlijk veel vrijer zijn geworden. De opkomst van de kapitalistische vrije markt markeert het begin van het einde van de onderdrukking door de feodale heersers. De nieuwe economische orde die ontstond door de vrije markt ondermijnde de macht van de adel, en daarmee op den duur hun mogelijkheden om willekeurig mensen uit te persen ter bevrediging van hun eigen gerief. Met de vrije markt kwam de macht aan de burgers. En gelukkig is een adellijke titel tegenwoordig dan ook niet veel meer dan slechts een relikwie.

De overheid onderscheidt zich niet van de feodale heren vroeger die hun horigen uitpersten.
Maar ook al is de adel haar macht kwijt, we zijn uiteindelijk niet zoveel vrijer geworden als we wel veelzijdiger en kleurrijker zijn geworden. Want zo rond het begin van de 20-ste eeuw zien we weer een ongezonde machtsconcentratie optreden. Namelijk bij het instituut dat we de overheid noemen. Diezelfde overheid is, in onze 21-ste eeuw, inmiddels uitgegroeid tot een instituut dat zich aan bijna alle facetten van ons leven heeft opgedrongen. De overheid bemoeit zich tegenwoordig zo’n beetje met alles: hoe we moeten denken, hoe we met onszelf, elkaar en onze kinderen moeten omgaan, en zelfs hoe we ons in de slaapkamer moeten gedragen. Maar waar we die overheid toch wel het meest prominent voelen is in de portemonnee. Via hun heffingssysteem, de belasting, dwingt de overheid maandelijks een aanzienlijk deel van ons verdiende geld af te staan.

Natuurlijk, ik ken het argument, de overheid gebruikt dat geld voor het algemeen goed. Dat zullen ze deels ook wel doen, maar als ik u vertel dat 57 procent van ons nationaal inkomen naar de collectieve sector gaat, en dat de diensten en producten van de overheid gemiddeld twee keer zo duur zijn als vergelijkbare diensten en producten op de vrije markt dat zouden zijn, dan krijg ik toch ook de indruk dat ze het voor hun eigen belang doen. In dat opzicht onderscheidt de overheid zich niet van de feodale heren vroeger die hun horigen uitpersten. Misschien springt het bij de overheid minder in het oog en is het allemaal wat minder schrijnend, het blijft evengoed een vorm van machtsmisbruik en diefstal. We menen dan wel in een democratie te leven, maar feitelijk leven we in een kleptocratie.

Gelijkheid is eerder gediend met een zo klein mogelijke overheid, die slechts een bescheiden bijdrage vraagt om ons te beschermen tegen misdaad en corruptie.
Nu ik het socialisme hier zo afval, vraagt u zich misschien af of ik me niet schaam. Me schaam voor het feit dat ik me ooit aan het socialisme heb gecommitteerd, door geld aan te nemen van de verzorgingstaat. Nou en of, dat doe ik. Ik leef in het pijnlijke besef dat mijn vorming betaald is met gestolen geld. Dat ik me feitelijk schuldig heb gemaakt aan heling. En toch voel ik me ook weer niet heel schuldig. Ik was destijds blind. Ik geloofde met hart en ziel in de gelijkheid en rechtvaardigheid die het socialisme als zijn kernwaarden propageerde. En ik geloofde dus ook in de boodschap van het socialisme dat we een grote en dure overheid nodig hebben om die gelijkheid te garanderen.

Nu, echter zie ik dat gelijkheid helemaal niet gegarandeerd wordt door een grote overheid die grote sommen geld afpakt van anderen, het een beetje herverdeelt en verder in eigen zak steekt. Gelijkheid is eerder gediend met een zo klein mogelijke overheid, die slechts een bescheiden bijdrage vraagt om ons te beschermen tegen misdaad en corruptie. Verder is iedere overige overheidsinmenging zelf misdadig en corrupt. Want de essentie van gelijkheid is dat iedereen kan en mag verdienen wat hij waard is, en dat de beloningen van arbeid en inspanning niet via afgedwongen systemen van herverdeling terecht komen bij degenen die er niks voor doen. Want dat is juist onrechtvaardig en staat haaks op het wezen van vrijheid en gelijkheid.

Dus werpt u nog een laatste blik op mij, en weet dat u naar een asociale en onrechtvaardige erfenis van het socialisme kijkt, en besef dan dat het kapitalisme zo’n ongezonde erfenis nooit zou hebben nagelaten. 

Marcel Zuijderland

Dit artikel verscheen eerder op Zuijd.nl, de website van de auteur.

Gerelateerde links:
- Antisocialistisch Manifest, Pamela Hemelrijk
- Libertarisch Manifest
- 10 leugens over het kapitalisme
- Waarom het socialisme zo verleidelijk is

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl