Mythe: Sparen is slecht voor de economie

Door Molinari

21 maart 2010

Integendeel.

Sparen heeft de laatste tijd een slechte naam gekregen. Zeker in slechte tijden laat de politiek weten dat er teveel gespaard wordt en dat vindt zij niet goed. De consumptie daalt en dat is een reden voor de overheid om de bestedingen op te voeren. Maar sparen is zeker niet slecht voor de economie.

Sparen is het afzien van consumptie. Daarom denkt men al snel dat de vraag daalt. Maar voor deze consumptie komen investeringen in de plaats.

Stel dat we een eenpersoonseconomie hebben met Robinson op een eiland. Robinson kan natuurlijk alles direct consumeren. Dit betekent dat hij alle vruchten die hij plukt en alle vis die hij vangt direct opeet. Hij kan het ook anders aanpakken. Hij kan een deel van zijn voedsel apart zetten zodat hij één dag in week aan iets anders kan werken. Hij kan bijvoorbeeld een net maken om vissen te vangen en een trap om sneller de bomen in te kunnen klimmen. De productie gaat omhoog. Daardoor hoeft hij nog minder arbeid te besteden aan het verzamelen van voedsel. Nu heeft hij bijvoorbeeld twee dagen in de week om te werken aan andere zaken. Hij kan een boot bouwen en zijn hut vergroten. Zijn welvaart kan op termijn steeds verder toenemen.

Meer sparen betekent meer investeringen wat zorgt voor een grotere arbeidsproductiviteit wat weer grotere welvaart betekent.
Het effect van het afzien van consumptie is hier duidelijk. Er kan arbeid worden toegewezen aan de productie van kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen zijn hulpmiddelen in de productie. Hierdoor neemt de productiviteit van de medewerkers toe. Er wordt arbeid vrijgemaakt. Robinson moet in ieder geval werken voor zijn bestaansminimum, maar door de verbeteringen heeft hij steeds minder arbeid nodig om in zijn basisbehoeften te voorzien. De arbeid die vrijgemaakt wordt kan besteed worden aan het verder vergroten van de productie of aan luxe. Het is in dit geval aan Robinson om te bepalen hoeveel luxe hij onmiddelijk wil hebben en wat hij wil investeren.

Komen er meer mensen dan zal een en ander vergelijkbaar gaan lopen. Stel dat Vrijdag op het eiland komt. Er is nu een tweede persoon die nog niet gespaard heeft. Vrijdag heeft een goed idee, hij wil een vissersboot maken. Hij spreekt af dat hij hij van Robinson nu vijf vissen krijgt. Later zal Vrijdag er zeven terugbetalen. Vrijdag heeft nu tijd om de boot te maken. Als hij deze af heeft dan moet hij gaan betalen. Maar dat is geen probleem. Door de vissersboot is zijn productie sterk gestegen. Zelfs met de extra rente gaat hij erop voorruit.

De voorkeur voor concumptie nu bepaalt het spaargedrag van mensen. Als mensen veel willen sparen dan daalt de rente. Zijn er veel mensen die willen lenen dan stijgt de rente. De rente brengt de voorkeuren op die manier in evenwicht. De besparingen en de investeringen zullen daardoor gelijk zijn.

De beste verhouding tussen sparen en consumeren is van buitenaf niet vast te stellen. Sparen is goed voor de toekomstige welvaart. Maar men kan zich voorstellen dat een spaarquote van bijvoorbeeld tachtig procent niet meer leidt tot een hogere welvaart. Het doel van sparen is de welvaart over een periode te maximaliseren. Zo is sparen voor je pensioen noodzakelijk omdat op oudere leeftijd de mogelijkheden om inkomen te vergaren achteruit gaan. Ook het opvangen van onverwachte gebeurtenissen kan een doel zijn. Zo heeft een ieder zijn eigen voorkeur voor nu consumeren en apart zetten voor later. Dit komt ook tot uitdrukking in de rentestand. Als iedereen alles nu wil consumeren wordt er niet meer gespaard. De rentestand zal dan oplopen en investeren zal heel lastig worden.

De beste verhouding tussen sparen en consumeren is niet van buitenaf door een centrale bank of overheid vast te stellen.
De centrale bank grijpt nu vaak in als de kredietverlening vermindert. Zij verlagen de rente om de economie te stimuleren. Maar dit is overbodig zij hadden het over kunnen laten aan de vrije markt. Daar lopen de besparingen in slechte tijden op waardoor de rente daalt. De kredietverlening loopt ook terug waardoor de rente nog eens extra daalt. Financiële markten kunnen deze rentestand snel corrigeren tot een niveau dat besparingen en investeringen weer in evenwicht brengt. In dit geval zou de rentestand ook snel doorwerken op consumentenmarkten. Door een kunstmatige rentestand krijgen we overschotten en tekorten. De besparingen en bestedingen zijn niet meer gelijk aan elkaar. De rentestand is vaak iets tussen de banken en de centrale bank. De consument speelt slechts een bijrol. De verstoring zorgt ervoor dat besparingen niet meer gelijk zijn aan de investeringen. Het is daardoor ook mogelijk dat de consumptie en investeringen bij elkaar meer bedragen dan de productiemogelijkheden. Er wordt door een kunstmatig lage rente bijvoorbeeld nauwelijks gespaard en veel geïnvesteerd. In het beginvoorbeeld zou Robinson geen vis apart zetten, maar vrijdag krijgt wel vissen om zijn investering te financieren. Waar komt dit geld vandaan? Dit geld wordt erbij gemaakt door centrale banken en hele bancaire systeem. Deze geldcreatie zorgt niet alleen voor inflatie het zorgt ook voor misallocaties van productiemiddelen. Prijzen zijn een belangrijk signaal voor marktpartijen. Hiermee rommelen zorgt voor verspilling en tekorten. Verlaag je de huurprrijs bijvoorbeeld kunstmatig dan komen de vragers hier massaal op af. Maar de verhuurders gaan juist minder bouwen en bieden minder ruimte aan. Het resultaat is een tekort aan huizen. Niemand is er een stap op voorruit gegaan. Sterker nog, omdat er minder huizen zijn, wordt er minder in woonbehoeften voorzien. De rentestand heeft veel grotere effecten. De rentestand zegt iets over tijdsvoorkeur van de mensen. Als de rente laag is dan is dat een signaal aan de bedrijven dat er veel gespaard wordt. Het is daarom de verwachting dat in de toekomst meer geconsumeerd gaat worden. Dat spaargeld zal in de toekomst leiden tot aankopen. Bedrijven gaan investeren in bepaalde producten waarvan zij verwachten dat die in de toekomst gekocht gaan worden. Met spaargeld worden vaak grote aankopen gedaan. Dus er zullen bijvoorbeeld relatief veel huizen en auto's geproduceerd worden. Later zal blijken dat er helemaal geen spaargeld is. Dan wordt duidelijk dat er minder vraag is naar auto's en huizen. Er is in deze sectoren dan sprake van een flinke overproductie. Een enorme verspilling van productiemiddelen. Er zijn fabrieken gebouwd en mensen opgeleid voor productie waar geen vraag naar is.

Niet onbelangrijk effect van een lage rentestand is dat de kosten van de overheidsschuld omlaag gaan. Dit komt de discipline van de overheid zeker niet ten goede. De overheid verdedigt de financieringstekorten dan ook nog wel eens met het feit dat zij de effectieve vraag op peil moeten houden. De oplopende besparingen worden afgeschilderd als een slecht teken. En de overheid grijpt daarom in. Zij nemen de taak op zich om dit spaargeld alsnog op te maken. Het spaargeld kan hierdoor niet naar het bedrijfsleven toestromen om daar besteed te worden aan investeringen. Dit verergert de situatie alleen maar.

De volgende stap is de ontkenning van het probleem. Uiteindelijk blijkt de vraag naar bepaalde goederen lager dan gedacht. De overheid probeert de vraag naar auto's weer te vergroten. De rente wordt ten eerste kunstmatig nog verder omlaag geduwd door de centrale bank. De rijksoverheid probeert ondertussen allerlei maatregelen te nemen om deze branches weer wat op te krikken. Er komen bijvoorbeeld sloopregelingen en versoepelingen voor hypotheekverstrekkers. Op die manier wordt de verspilling in stand gehouden. De noodzakelijke correctie wordt tegengehouden en dat vergert de problemen.

Sparen is goed voor de economie. Dit maakt investeringen in de toekomst mogelijk. De rentestand is een prijssignaal dat diep ingrijpt in het economisch proces. Het manipuleren van de rentestand en de geldgroei zorgen voor verstoringen in economie die leiden tot verspillingen en tekorten. Dat consumptie goed is wordt vaak gebruikt door de overheid om extra in te grijpen. Daarmee verstoren ze juist de opbouw van de economie. De groei wordt hierdoor afgeremd.

Marcel Meijer

Over de auteur

Molinari is een alias refererend naar Gustave de Molinari, een Belgische econoom uit de 19de eeuw.

De Molinari was een van de eerste economen die voorstander was van de privatisering van politie- en defensietaken.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl