Honderd holocausts – en één 9/11

Door Karel Beckman

19 september 2009

Soms kom je essays tegen op het internet waar je hart van stilstaat – en je haar recht overeind.

Toevallig kwam ik in korte tijd twee van dergelijke artikelen tegen – beide zo veelzeggend en indrukwekkend, dat ik ze absoluut onder de aandacht moet brengen. Iedereen voor wie de toekomst van deze planeet ter harte gaat, kan ik deze verhalen aanbevelen – om over na te denken – en daarna in actie te komen.

Ter inleiding een bekentenis. Ooit ben ik een overtuigd “cold warrior” geweest, iemand die vond dat we ons tot de tanden toe moesten bewapenen om de dreiging van het communisme te kunnen weerstaan. Destijds vond ik de protesten in Nederland tegen de komst van de kruisraketten volkomen misplaatst. Inmiddels ben ik daar anders over gaan denken – ik zou er nu aan meedoen!

Begrijp me niet verkeerd – het communisme beschouw ik nog steeds als een misdaad tegen de menselijkheid, daar heb ik elders over geschreven. Maar ik ben inmiddels tot het inzicht gekomen dat helaas ook de westerse regeringen, de Amerikaanse voorop, zich in de afgelopen decennia herhaaldelijk schuldig hebben gemaakt aan walgelijke massamoorden. Ik kan nu – nu ik iets meer weet van de geschiedenis – geen enkele rechtvaardiging meer bedenken voor de bombardementen op Nagasaki en Hiroshima, om meteen maar het meest schrijnende voorbeeld van massamoord te noemen. En dat is niet het enige voorbeeld – zie mijn artikel hier (PDF) – een weerslag van mijn voortschrijdend inzicht.

Maar goed – de Koude Oorlog is geschiedenis, toch? Nou, niet echt. De gigantische arsenalen aan kernwapens die in de jaren vijftig en zestig de mensheid bedreigden, zijn er nog steeds; er zijn zelfs meer landen nu die kernwapens hebben dan toen. En de kernwapens kunnen nog altijd worden gebruikt om een groot deel van de mensheid en de planeet te vernietigen.

Onwaarschijnlijk? Ik vrees van niet. De mentaliteit van de mensen die destijds de kernwapens bouwden, en de militaire en politieke strategieën ontwikkelden op grond waarvan die wapens zouden kunnen worden ingezet, is niet veranderd. En dan denk ik allereerst aan de mentaliteit van de militairen en beleidsmakers in Washington, ook als die van Democratische snit zijn.

Het was de regering Clinton die Irak de hele jaren negentig lang bombardeerde, ten koste van een half miljoen gedode kinderen (‘een moeilijke beslissing, maar het was het waard’, volgens Madeleine Albright, Clintons minister van buitenlandse zaken) en het is de regering Obama die gewoon doorgaat met het bombarderen van onschuldige burgers in Afghanistan.

Voorlopig is er ook niemand die Israël een strobreed in de weg legt als dat land 1300 burgers in Gaza doodt, waarvan tussen de 200 en 300 kinderen. Tel daarbij op de niet-westerse staten die in staat en bereid zijn om in tijden van nood hun nucleaire regen over ons uit te storten, en het zal duidelijk zijn dat de erfenis van de Koude Oorlog nog heel erg aanwezig is.

Maar dit is allemaal tamelijk abstract. De vraag die je je als ongeruste burger stelt, is, wat zijn dat dan voor mensen, in Washington en elders, die in koelen bloede gortdroge stappenplannen maken die stap voor koele stap leiden tot de meest afgrijselijke massaslachtingen, en wat moet er gebeuren voor die plannen om werkelijkheid te worden? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven door Daniel Ellsberg, die op de website truthdig.com is begonnen met het publiceren van zijn memoires. Het eerste deel is een huiveringwekkend relaas over de werkelijkheid van ons kernwapenbestaan, verteld op een akelig zakelijke, nuchtere toon die mij de rillingen over de rug deed lopen.

Ellsberg is niet de eerste de beste. Hij was de man die in 1971, toen hij op het Pentagon (het Amerikaanse ministerie van Defensie) werkte, de zogeheten “Pentagon Papers” naar de New York Times lekte. Dit was een geheim onderzoeksrapport, geschreven in opdracht van de Amerikaanse regering, waarin de geschiedenis van de Amerikaanse militaire betrokkenheid in Zuidoost-Azië uit de doeken wordt gegaan. Hieruit bleek onder meer dat de VS zich schuldig hadden gemaakt aan massale bombardementen in Cambodja en Laos, waar het Amerikaanse publiek tot dan toe niets van wist. De publicatie van de Pentagon Papers was een mijlpaal in het steeds verder toenemende verzet aan het thuisfront tegen de oorlog in Vietnam.

Ellsberg, nu 79 en al heel lang vredesactivist, begint zijn memoires op ‘een dag in de lente van 1961’, een dag ‘waarop mij werd getoond hoe onze wereld zou eindigen’. Hij heeft dan net een ultrageheime notitie (‘For the President’s eyes only’) in zijn hand gedrukt gekregen, waarop alleen maar een grafiekje staat. Dat grafiekje is het antwoord van de chefs van staven, de hoogste militaire leiders in de VS, op een vraag die aan hen was gesteld door president Kennedy – en die was ingestoken door Ellsberg zelf. De vraag luidde, ‘hoeveel doden zouden er vallen in de Sovjet-Unie en China als jullie militaire plannen voor een algemene kernoorlog zouden worden uitgevoerd?’

Ellsberg had op die vraag eigenlijk geen antwoord verwacht, maar het antwoord kwam met een dodelijke simpelheid en snelheid: een eenvoudige grafiek met een verticale as waarop het aantal doden werd aangegeven en een horizontale as die het aantal maanden aangaf vanaf het moment van de kernwapenaanval. De grafiek liet zien dat er 270 miljoen doden zouden vallen in de Sovjet-Unie en China binnen een dag na de aanval. Dat zou oplopen tot 325 miljoen in de maanden daarna.

‘Diezelfde ochtend’, vertelt Ellsberg, ‘stelde ik, met goedvinden van Kennedy, een volgende vraag: hoeveel doden zouden er in de hele wereld vallen als … ‘, enzovoort.
Ook op die vraag kwam snel en zonder omwegen antwoord: 600 miljoen.
Dat is, zegt Ellsberg, 100 holocausts.

Dit is nog maar het begin van het verhaal. Ellsberg beschrijft in detail de verschillende soorten kernwapens waarover de VS beschikten en beschikken, met hun onvoorstelbare vernietigende kracht – bommen die per stuk tien keer krachtiger zijn dan het totaal aan bommen dat door de VS in de hele tweede wereldoorlog was afgeworpen – zelfs bommen die in hun eentje krachtiger zijn dan alle bommen bij elkaar die in de geschiedenis van de mensheid tot ontploffing zijn gebracht.

Hij beschrijft de angstwekkende stappenplannen die klaar liggen om te worden uitgevoerd – niet eens als antwoord op een nucleaire aanval van de Sovjet-Unie, maar als de Russen bijvoorbeeld West-Berlijn zouden binnenvallen of een ander land in West-Europa. Daarop zou, zo bepaalde de Amerikaanse militaire strategie, onmiddellijk de vernietiging volgen van alle grote steden in Rusland én China (ook al hadden de Chinezen er niks mee te maken).

Dat niet alleen: de beslissingsbevoegdheid voor deze allesverzengende multi-holocaust bleek door president Eisenhower te zijn gedelegeerd aan de “regionale” commandanten van de Amerikaanse strijdkrachten (bijvoorbeeld de commandant van Azië), en die bleken hun bevoegdheid weer te hebben gedelegeerd aan lagere commandanten. Dit voor het geval de verbindingslijnen zouden zijn verbroken, wat volgens Ellsberg in de praktijk gemiddeld één keer per dag gebeurde. ‘That put many fingers on the button’, noteert hij droog.

Die vinger op de knop is natuurlijk beeldspraak – zou je denken. Maar Ellsberg beschrijft ook wat er gebeurt als de fatale order zou zijn gegeven: in dat geval zou met onvoorstelbare snelheid en precisie de vernietigingsmachine in werking zijn gezet. Tien minuten – meer hadden de VS niet nodig voor de vernietiging van de halve wereld.

Ellsberg twijfelt er niet aan dat de Amerikaanse militaire en politieke leiders – niemand uitgezonderd – in staat zouden zijn geweest – en nog steeds zijn – om de knop in te drukken. Waanzin, ja, maar ook werkelijkheid. De tegenwoordige vredesactivist acht het zelfs heel goed mogelijk dat het in de toekomst alsnog zal gebeuren. Tenzij de wereld in actie komt. ‘What is needed is a worldwide movement.’ Aldus Daniel Ellsberg – en ik zal met spanning de rest van zijn memoires volgen op Truthdig.com.

Wat Ellsberg niet expliciet opschrijft, maar wat voor mij als libertariër, of klassiek-liberaal, wordt bevestigd door zijn relaas, is dat er maar één menselijke organisatie is die zowel in staat is als bereid om een paar honderd miljoen mensen te vernietigen: de Staat.

Het is de Staat die de middelen heeft voor massavernietiging – en die bij haar leiders en uitvoerders de mentaliteit kweekt die nodig is voor een dergelijke handeling. Waarom dit zo is, daar ga ik in dit artikel nader op in. Dàt het zo is, en wat de gevolgen zijn van deze situatie, wordt op magnifieke wijze beschreven in een ander essay, “How 9/11 should be remembered”, dat ik onlangs las. Dit is geschreven door Rebecca Solnit, op de altijd-fascinerende website van Tomdispatch.com.

Solnit, auteur van een nieuw boek, “A Paradise built in hell”, beschrijft op een weergaloze manier hoe de gewone burgers van New York reageerden op de aanslagen van 11 september 2001 – kalm, moedig, solidair, behulpzaam, genereus. Zij was erbij die dag – en besloot te onderzoeken hoe andere burgers in soortgelijke situaties hadden gereageerd – bij andere rampen, zoals aardbevingen – en zij komt tot de opmerkelijke conclusie dat mensen vrijwel altijd heel goed in staat zijn om rampen het hoofd te bieden: ‘most people in most disasters in most places have behaved with just this sort of grace and dignity’.

Dit is echter een werkelijkheid die de Staat niet graag wil horen of zien. Als mensen echt zo zelfredzaam zijn in rampsituaties, waar hebben ze dan de Staat voor nodig? Misschien wel het belangrijkste bestaansrecht van de moderne Staat is haar pretentie dat zij haar burgers beschermt tegen onheil en dat er geen ordelijke samenleving mogelijk is als de apparaten en de organen van de staat niet voor die orde zorgen.

De praktijk van 9/11 bleek anders – bleek zelfs andersom te zijn. De Amerikaanse Staat, schrijft Solnit, kaapte de ramp en misbruikte hem, door angst te zaaien, om haar eigen macht te vergroten, en aan de andere kant van de wereld dood en verderf te zaaien. De aanslagen van 9/11 hadden het begin kunnen zijn van een nieuwe fase in de geschiedenis van de Verenigde Staten – ‘a more perfect union’ – schrijft Solnit, maar ‘we let them steal it’.

Them – de machthebbers, de ‘wielders of power’, en hun lakeien, in de media en de denktanks – die leven van angsten en beven van burgers die weigeren om bang te zijn. Zo ging het met 9/11 en zo ging het bij talloze andere rampen, zoals orkaan Katrina – en de les is dat we de Staat niet nodig hebben om ons te redden, dat we dat heel goed zelf kunnen – een les die ook voor ons in Nederland en Europa van belang is.

Maar met deze samenvattingen doe ik in het geheel geen recht aan de essays van Ellsberg en Solnit. Lees ze zelf, zou ik zeggen, en wees geïnspireerd.

Over de auteur

Karel Beckman is freelance journalist en auteur van een van de weinige oorspronkelijk Nederlandstalige libertarische boeken: De Staat Voorbij (Aspekt, 2017).

Hij is tevens mede-auteur, met Frank Karsten, van De Democratie Voorbij (2011).

Zijn nieuwste, nog niet uitgegeven boek is het Engelstalige Freedom of Government – The New Human Right, te vinden op zijn website thefriendlysociety.nl.

Volg hem op Twitter (@FreedomofGovt)

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl