50 jaar stalinisme in Cuba

Door Humberto Fontova

7 januari 2009

Eén groot succesverhaal.

"Moeders van Cuba, ik kan u verzekeren dat ik alle proble­men van Cuba zal oplossen zonder een druppel bloed te vergieten." Nadat hij op 7 januari 1959 Havana was binnen gereden sprak de nieuwe Cubaanse leider Fidel Castro die belofte uit in een batterij microfoons. Terwijl de enthousiaste menigte in gejuich uitbarstte, vervolgde Castro: "Moeders van Cuba, ik verzeker u, dat u dankzij mij nooit meer hoeft te wenen."

De volgende dag startte, net onder San Juan Hill in het oosten van Cuba, een bulldozer, zette zich ratelend in positie, en begon aarde te duwen in een enorme put met op de bodem een plas bloed en de nog stuiptrekkende lichamen van meer dan honderd mannen en jongens. Ze waren neergemaaid met machinegeweren op bevel van de gebroeders Castro, zonder enige vorm van proces. Hun vrouwen en moeders stonden hysterisch te wenen op een nabijgelegen weg.

Op diezelfde dag blokletterde de U.K. Observer: "De gebaarde, jeugdige figuur van dhr. Castro is een symbool geworden van de Latijns-Amerikaanse verwerping van brutaliteit en leugens. Alle signalen wijzen er op dat hij dictatuur en geweld zal verwerpen."

Zelfs een halve eeuw later symboliseren deze twee gebeurtenissen perfect het Castro/Cuba fenomeen. Het Castro-regime onderdrukt en moordt achter een rookgordijn van psychopatische leugens. De media laten wereldwijd elke pretentie van "onderzoeker" of "waakhond" vallen en ontpoppen zich niet alleen als pluimstrijkers, maar als heuse reclamebureau's. Terwijl Cuba's stalinistische nomenclatuur deze week vijftig jaar onderdrukking viert, worden de gebruikelijke dwaasheden over Cuba door de gebruikelijke bronnen - van Time Magazine tot USA Today en van de BBC over Der Spiegel tot dezelfde U.K. Observer (nu de Guardian) - uitgebazuind, maar dan met een nog grotere kwistigheid.

Indien hetgeen de gevestigde media en schoolboeken vertellen over Fidel Castro en de Cubaanse revolutie alleen maar fout was, zou het nog niet zo aanstootgevend zijn. Maar de clichés van de media en het onderwijs draaien de waarheid meestal om. We krijgen precies het omgekeerde van de waarheid te horen. Onwetendheid (meestal opzettelijk) over de omstandigheden in het pré-Castro tijdperk, over Fidel Castro's achtergrond, over de Amerikaanse relaties met Cuba vóór 1960, dragen allemaal bij tot de afgezaagde Castro-legende. Laten we daarom op deze afschuwelijke verjaardag de Castro-clichés eens een voor een, in willekeurige volgorde, onder de loep nemen.

Cliché nr. 1: Een dappere Castro trotseerde de meedogenloos vijandige VS die alles in het werk stelden om hem ten val te brengen.

De feiten: "We eindigden exact met wat we altijd al gewild hadden," schreef Nikita Chroesjtsjov over de resolutie van de rakettencrisis. "Veiligheid voor Fidel Castro's regime en de Amerikaanse raketten verwijderd uit Turkije. Tot op vandaag hebben de VS zich gehouden aan hun belofte om zich niet te bemoeien met Castro en om niemand toe te laten zich te bemoeien met Castro. Na de dood van Kennedy verzekerde zijn opvolger Lyndon Johnson ons dat hij de belofte zou houden om Cuba niet aan te vallen."

Als Gerald Fords minister van Buitenlandse Zaken hernieuwde Henry Kissinger deze plechtige belofte. Na de rakettencrisis bestond Castro's "trotsering" van de VS erin dat de Amerikaanse kustwacht en zelfs de Britse marine (toen sommige onverschrokken verbannen vrijheidsstrijders hun operatie naar de Bahama's verplaatsten) hem beschermden tegen aanvallen van bannelingen. In plaats van een supermacht te "trotseren", verborg Castro zich achter de rug van twee supermachten, plus het Britse Rijk.

Cliché nr. 2: Vóór Castro was Cuba een echte VS-kolonie, gretig geëxploiteerd door Amerikaanse bedrijven en door de meest notoire gangsters die het ongelukkige eiland gebruikten als een casino en bordeel dat wemelde van armzalige en wanhopige inboorlingen. Castro maakte een eind aan deze beschamende toestand.

De feiten: In 1958 was slechts 7% van het in Cuba geïnvesteerde kapitaal Amerikaans en minder dan een derde van Cuba's export van suiker (haar belangrijkste gewas) was van Amerikaanse bedrijven. Cuba had in die tijd in totaal zes gokcasino's. (Gulfport/Biloxi Mississippi heeft er vandaag dubbel zoveel.) Cuba's Bruto Binnenlands Product in 1957 was 2,7 miljard dollar. Cuba's buitenlandse inkomsten in 1957 bedroegen ongeveer 750 miljoen dollar - waarvan slechts 60 miljoen afkomstig was van toerisme. Welgeteld twee hotels in Havana waren eigendom van de maffia (vergelijk dit eens met de geschiedenis van Las Vegas.)

In 1958 had Cuba ongeveer 10.000 prostituees. Vandaag zijn er naar schatting 150.000 op het wanhopige eiland, velen niet ouder dan 14.

En als klap op de vuurpijl: in 1950 gingen meer Cubanen (uit een bevolking van 6 miljoen) op vakantie in de VS, dan er Amerikanen (uit 200 miljoen) op vakantie gingen in Cuba. In die tijd gingen Cubanen niet in grote getale naar de VS om er te gaan wonen. In feite nam Cuba in het begin van de twintigste eeuw per hoofd meer immigranten (hoofdzakelijk uit Europa) op dan de VS. In de jaren 1950, toen de Cubanen volledig vrij waren om met al hun bezittingen te emigreren en VS-visa's werden verstrekt aan wie er maar om vroeg, leefden er minder Cubanen in de VS dan Amerikanen in Cuba.

De in Genève gevestigde Internationale Arbeidsorganisatie rapporteerde over het Cuba van 1957:
Een kenmerk van de Cubaanse sociale structuur is een omvangrijke middenklasse. Er zijn in Cuba meer gesyndiceerde werknemers per hoofd van de bevolking dan in de VS. Het gemiddelde loon voor een achturige werkdag in 1957 is er hoger dan in België, Denemarken, Frankrijk en Duitsland. De Cubaanse loonarbeid vertegen­woordigt 66,6 % van het bruto nationale inkomen. In de VS is dat cijfer 70 %, in Zwitserland 64 %. 44 % van de Cubanen zijn gedekt door sociale wetgeving, een hoger percentage dan in de VS.

Cliché nr. 3: Akkoord, Cubanen mogen niet stemmen - maar ze hebben een uitstekende gratis gezondheidszorg. Niemand kan deze prestatie van Castro's regime ontkennen.

De feiten: Cuba heeft een kindersterftecijfer dat van het 13de laagste ter wereld in 1958 tijdens het vreselijke Batista-tijdperk (lager dan in Duitsland, Frankrijk, Japan, Israël, en vele andere rijke landen) naar de 40ste plaats is geduikeld. De meeste landen die in 1958 achter Cuba stonden, doen het nu beter. Deze plaats in de rangschikking wordt als een "prestatie" beschouwd in het woordenboek van de nieuwsagentschappen die een kantoor in Havana hebben verdiend.

Het huidige kindersterftecijfer wordt overigens kunstmatig laag gehouden door een abortuscijfer van 71, het hoogste van het westelijk halfrond (en de laatste twee decennia constant in de top vijf van de wereld), wegens het "afbreken" van gelijk welke zwangerschap met het minste vermoeden van enig risico. Cuba's zelfmoordcijfer is momenteel eveneens het hoogste van het halfrond, het driedubbele van het cijfer tijdens het Batista-tijdperk.

In de jaren 1950 betaalden mijn ouders 3,50 dollar per maand voor een privé ziekteverzekering met volledige dekking voor de hele familie. Voor Cuba's behoeftigen (of voor degenen die liever een paar flessen rum of loterijbiljetten kochten voor hun 3,50 dollar) onderhield het vreselijke Batista-regime de hospitalen Calixto García, Reina Mercedes, Emergencias, Hospital de Maternidad en El Infantil, die allemaal voorzagen in wat socialisten gratis gezondheidszorg noemen.

Cliché nr. 4: Fidel Castro bracht de "door de VS gesteunde" Batista ten val, wiens bazen door het lint gingen toen hij vluchtte.

De feiten: De voormalige Amerikaanse ambassadeur in Cuba, Earl T. Smith, verklaarde tijdens een getuigenis voor het Congres in 1960: "Wij hebben Castro aan de macht gebracht." Hij verwees naar de rol van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en de CIA in de hulp aan Castro's rebellen, in het onderuit halen van Batista met een wapenembargo, en ten slotte in het Amerikaanse bevel aan Batista om afstand te doen van de macht en Cuba te verlaten. Ambassadeur Smith wist iets over deze gebeurtenissen omdat hij de boodschappen persoonlijk had bezorgd aan Batista, die vervolgens asiel in de VS werd geweigerd.

"Mijn staf en ik waren allemaal Fidelistas," pochte Robert Reynolds, de CIA "Caribbean Desk" specialist van de Cubaanse Revolutie van 1957 tot 1960. "Iedereen in de CIA en op Buitenlandse Zaken was pro Castro, behalve ambassadeur Earl Smith." Deze verklaring is van Robert Weicha, de voormalige CIA-agent in Santiago de Cuba. De VS gaven Castro's regime sneller hun officiële zegen dan dat van Batista in 1952, en schonken met gulle hand 200 miljoen dollar aan subsidies.

In augustus 1959 waarschuwde de linkse Amerikaanse ambassadeur in Cuba, Philip Bonsal, Castro zelfs voor een samenzwering van anticommunistische Cubanen tegen zijn regime. Ambassadeur Bonsals bezorgdheid voor een regime dat op dat moment zijn land vergeleek met "een gier die aast op de mensheid!" en zich klaar hield om 2 miljard dollar te stelen van Amerikaanse aandeelhouders, was gedeeltelijk verantwoordelijk voor de mislukking van het anti-Castro complot, de opsluiting of executie van honderden samenzweerders, en het overleven van het regime dat er 3 jaar later bijna in slaagde vele van de grootste Amerikaanse steden (inbegrepen die van Bonsal) plat te bombarderen met kernraketten.

In 1958, uitgerekend op het moment dat het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en de CIA zijn beweging aan het helpen waren, schreef Castro in vertrouwen aan een collega: "Oorlog met de VS is mijn ware lotsbestemming." Castro had gewapende geurrilla's uitgezonden in een poging om vier soevereine Latijns-Amerikaanse landen omver te werpen, had 2 miljoen dollar gestolen van Amerikaanse zakenmannen onder bedreiging van Tsjechische machinegeweren, had duizenden Sovjetagenten en ‑militai­ren laten afzakken, had 50 VS-burgers gekidnapt uit Guantanamo Bay, en had verschillende Amerikanen opgesloten en geëxecuteerd, alvorens de VS een vinger naar hem uitstaken.

In feite deed Buitenlandse Zaken tijdens deze periode tien diplomatieke pogingen om de oorzaak van Castro's woede-uitbarstingen te achterhalen. Dit gebeurde grotendeels via de Argentijnse president Arturo Frondizi, die de complete nutteloosheid ervan in zijn memoires beschrijft. Uiteindelijk startten de VS met het plannen van wat bekend werd als de Varkensbaai-invasie en legden een zogenaamd embargo op, waarover meer volgende week.

Oorspronkelijk artikel: Cuban Stalinism at 50--and the Media Lies Continue [vertaald en gepubliceerd met toestemming van de auteur].

Humberto Fontova is de auteur van Exposing the Real Che Guevara: And the Useful Idiots Who Idolize Him. Website: www.hfontova.com.

Met dank aan Johan Branders voor de vertaling.

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl