4 februari 2008
In beide landen is de economie in de voorbije twintig jaar enorm geliberaliseerd. De communistische dictatuur in China besefte aan het eind van de jaren '70 dat collectivisatie ontwikkeling in de weg stond.
Door de controle van bovenaf en het feit dat de boeren verplicht waren hun producten aan de staat te leveren werden vernieuwingen en grotere opbrengsten zeker niet aangemoedigd. Deng Xiaoping, de leider van China, wilde trouw blijven aan het communistisch principe van gelijke verdeling, maar tegelijk besefte hij dat hij zowel armoe als welvaart onder de bevolking kon verdelen, en welvaart kon er alleen komen als de mensen meer vrijheid kregen. Daarom ging hij in 1978, twee jaar na de dood van voorzitter Mao, van start met een liberaliseringsprogramma.
'Van de mogelijkheid om zich aan de collectieve landbouw te onttrekken en officieel land van de overheid te pachten werd zo massaal gebruik gemaakt, dat in de praktijk zowat alle landbouwgrond in privé-handen overging.'Boerengezinnen die vroeger alleen voor de commune mochten werken, kregen voortaan de vrijheid om een deel van hun opbrengst apart te houden om het tegen marktprijzen te verkopen, een systeem dat steeds liberaler werd naarmate de tijd verstreek. Op deze manier werden de Chinezen ertoe aangezet meer te gaan investeren in de landbouw en op zoek te gaan naar doeltreffender methodes.
'Het land dat twintig jaar eerder getroffen werd door de ergste hongersnood in de menselijke geschiedenis, beschikte [na de landbouwprivatiseringen] weer over een voedselreserve.'Al gauw werd deze succesrijke marktimpuls ook in de rest van de economie geïntroduceerd. Handel werd toegestaan op het platteland, en ook tussen de stad en het platteland. De dorpen die voordien zelfvoorzienend waren, namen deel aan regionale en zelfs nationale markten. Door hun verhoogde productiviteit en stijgende koopkracht begonnen veel boeren met hun geld een industrieel bedrijfje, soms was dat een louter privé-bedrijf, soms een coöperatief. Dingen die voordien ondenkbaar waren, zoals een vrijere arbeidsmarkt, buitenlandse handel, rechtstreekse buitenlandse investeringen, zijn nu algemeen aanvaard.
'De liberalisering van 1978 heeft 800 miljoen Chinese boeren de kans gegeven hun inkomen in zes jaar tijd te verdubbelen.'Maar de dwerg groeit snel. Het beschikbare inkomen van Chinese stedelingen is steil de hoogte in gegaan: van 40 naar 657 dollar. Op het platteland ging het van 16 naar 259 dollar. De liberalisering van 1978 heeft 800 miljoen Chinese boeren de kans gegeven hun inkomen in zes jaar tijd te verdubbelen. De onderzoeker Shuije Yao beweert dat extreme armoede lange tijd in de officiële Chinese statistieken verborgen werd, maar als je kijkt naar de werkelijke vooruitgang, zijn er een half miljard Chinezen die de extreme armoede toch hebben weten af te schudden. De Wereldbank heeft het over "de snelste en grootste armoedebestrijding in de geschiedenis."
'Vroeger kregen ze een baan toegewezen, nu zijn de Chinezen vrij om te werken waar ze willen.'Vroeger kregen ze een baan toegewezen, nu zijn de Chinezen vrij om te werken waar ze willen. Reizen en verhuizen was zo goed als onmogelijk, laat staan dat je het in je hoofd zou halen om van het platteland naar een provinciestad of een grootstad te trekken. Tegenwoordig kunnen Chinezen vrijwel overal naartoe, ze dragen kleren die ze zelf leuk vinden en ze spenderen hun geld bijna zoals ze zelf willen.
Johan Norberg is schrijver van het boek "Leve de Globalisering" en sinds februari 2006 Senior Fellow aan het Centre for a New Europe.
Norberg werd in 1973 geboren in Stockholm. Na een korte flirt met het anarchisme tijdens zijn middelbareschoolperiode raakte hij aan de universiteit van Stockholm (hij studeerde filosofie, literatuurwetenschappen en politieke wetenschappen) steeds meer geïnteresseerd in de theorieën van liberale filosofen als John Locke en sloot hij zich aan bij het libertijnse netwerk Vrijheidsfront, dat zich onder meer bezighield met het onderdak bieden aan illegalen.
Op zijn twintigste schreef hij al zijn eerste pro-globaliseringsessay. Na zijn studie kon hij aan de slag bij het Timbro-instituut, een prestigieuze liberale denktank. Op zijn 27ste schreef hij, als antwoord aan de anti-globalisten met wie hij vaak in debat ging, Till världskapitalismens vörsfar - letterlijk: ter verdediging van het wereldkapitalisme - dat in zes talen vertaald werd en zeer lovende kritieken kreeg in de internationale pers, niet alleen omdat het indrukwekkend gedocumenteerd is, maar ook vanwege de persoonlijke ervaring die Norberg opdeed tijdens reizen door Azië en Afrika.
Sindsdien is hij een veelgevraagd spreker bij debatten over globalisering overal ter wereld. Onlangs maakte hij op uitnodiging van het Britse tv-station Channel Four een documentaire over zijn boek. Johan Norberg woont in Stockholm met zijn vriendin Sofia.
Johan Norberg's website