2 januari 2008
Rijke mensen en landen hebben in verhouding nog sneller profijt getrokken uit de situatie. De ongelijkheid is dus wel degelijk gegroeid. En dan wijzen ze naar het BNP van de 20 rijkste landen dat 40 jaar geleden per persoon 15 keer groter was dan dat van de 20 armste landen en inmiddels zelfs 30 keer groter is geworden.
Er zijn twee redenen waarom dit bezwaar tegen de globalisering geen hout snijdt. Ten eerste doet het er niet toe. Als iedereen het beter heeft, wat maakt het dan uit dat de enen sneller vooruitgaan dan de anderen? Het gaat er om dat iedereen het zo goed mogelijk heeft en niet dat er mensen zijn die het nog beter hebben dan jij. Alleen wie van rijkdom een groter probleem maakt dan van armoede vindt het niet kunnen dat er mensen zijn die miljonair worden terwijl anderen alleen maar beter gedijen volgens hun eigen maatstaf. Je bent beter arm in een ongelijke maatschappij als die van de Verenigde Staten -waar de armoedegrens bij 7,800 dollar per jaar ligt - dan in een land met meer gelijkheid als Rwanda - met een gemiddeld inkomen van rond de 220 dollar per maand - Bangladesh - rond de 350 dollar - of Oezbekistan - rond de 700 dollar.
De reden waarom de kloof groter wordt in bepaalde landen in volle hervorming, zoals China, is dat de steden sneller groeien dan het platteland. Maar als je kijkt naar de ongehoorde daling van de armoede zowel in de stad als op het platteland, kun je dan besluiten dat die ontwikkeling er beter niet gekomen was?
Armen gaan niet altijd gebukt onder armoede. Vele definities van het begrip armoede zijn relatief. In plaats van de graad van armoede te bepalen, zeggen ze hoe arm iemand is in vergelijking met anderen. Eén omschrijving die vaak gebruikt wordt is bijvoorbeeld de definitie van de UNDP die zegt dat je arm bent als je minder hebt dan de middelste inkomensklasse in het land waar je woont. Dat betekent dat een 'schatrijke' Nepalees in een welvarend land als de Verenigde Staten zo arm als een kerkrat zou zijn. Zulke relatieve cijfers kunnen niet internationaal met elkaar vergeleken worden. Wie in de Verenigde Staten als arm wordt beschouwd leeft daarom nog niet in wat wij armoedige omstandigheden zouden noemen. 72% van de arme Amerikaanse gezinnen hebben één of meerdere auto's, 50% beschikt over airconditioning, 72% bezit een wasmachine, 20% een vaatwasser, 60% een magnetronoven, 93% heeft een kleurentelevisie, 60% een videotoestel en 41% woont in hun eigen huis [de armoede slaat alleen op het vast inkomen, eigendom wordt daar niet bij opgeteld). |
Johan Norberg is schrijver van het boek "Leve de Globalisering" en sinds februari 2006 Senior Fellow aan het Centre for a New Europe.
Norberg werd in 1973 geboren in Stockholm. Na een korte flirt met het anarchisme tijdens zijn middelbareschoolperiode raakte hij aan de universiteit van Stockholm (hij studeerde filosofie, literatuurwetenschappen en politieke wetenschappen) steeds meer geïnteresseerd in de theorieën van liberale filosofen als John Locke en sloot hij zich aan bij het libertijnse netwerk Vrijheidsfront, dat zich onder meer bezighield met het onderdak bieden aan illegalen.
Op zijn twintigste schreef hij al zijn eerste pro-globaliseringsessay. Na zijn studie kon hij aan de slag bij het Timbro-instituut, een prestigieuze liberale denktank. Op zijn 27ste schreef hij, als antwoord aan de anti-globalisten met wie hij vaak in debat ging, Till världskapitalismens vörsfar - letterlijk: ter verdediging van het wereldkapitalisme - dat in zes talen vertaald werd en zeer lovende kritieken kreeg in de internationale pers, niet alleen omdat het indrukwekkend gedocumenteerd is, maar ook vanwege de persoonlijke ervaring die Norberg opdeed tijdens reizen door Azië en Afrika.
Sindsdien is hij een veelgevraagd spreker bij debatten over globalisering overal ter wereld. Onlangs maakte hij op uitnodiging van het Britse tv-station Channel Four een documentaire over zijn boek. Johan Norberg woont in Stockholm met zijn vriendin Sofia.
Johan Norberg's website