De reïntegratie-industrie
Door Syp Wynia
16 februari 2007
Op het moment dat een benoeming in het nieuwe kabinet-Balkenende hem bijna niet meer kon ontgaan, kreeg de Amsterdamse wethouder Ahmed Aboutaleb (PvdA) een uiterst vervelend rapport van de Amsterdamse Rekenkamer aan zijn broek.
Van de 42.000 Amsterdamse bijstandtrekkers, verhoudingsgewijs zijn dat er drie keer zoveel als in het land als geheel, kregen er de afgelopen jaren maar weinigen regulier werk en slechts 3,1 procent lukte dat met behulp van 'reïntegratietrajecten'.
Dat is wel heel weinig, als wordt beseft dat Amsterdam jaarlijks 300 miljoen euro aan de reïntegratie van zijn bijstandtrekkers uitgeeft.
Iedere Amsterdamse bijstandtrekker die via de reïntegratie een gewone baan kreeg, blijkt de Nederlandse belastingbetaler volgens de Rekenkamer 17.000 euro te hebben gekost. Aboutaleb zei ook nog dat het reïntegreren niet zozeer tot doel had om de bijstandtrekkers te laten werken, maar om ze te laten 'meedoen'. Duur meedoen.
Het mag wat met die reïntegratie. In de jaren dat Ad Melkert (PvdA) minister van Sociale Zaken was, liep het jaarlijkse budget voor het motiveren en bijspijkeren van niet-actieven op tot zo'n 6 miljard euro per jaar. Er ontstond weliswaar een gigantische nieuwe bedrijfstak, maar helpen deed het niet.
Sindsdien zijn die budgetten wel wat kleiner geworden, maar het rendement is nog steeds huilen met de pet op. Geen wonder dat de lucratieve reïntegratie-industrie de bui zag hangen en eind 2006, kort voor de verkiezingen, nog snel even met een juichrapport kwam, waarin ze er van alles bijhaalde om aan te tonen dat ze heus wel een grote bijdrage leverde aan het welbevinden van Nederland.
Ook gemeentebesturen zagen de bui hangen en probeerden het tij te keren. Aboutaleb en al die andere wethouders krijgen sinds drie jaar grote potten met geld voor reïntegratie en dat speeltje geven ze natuurlijk niet graag op. Het Amsterdamse reïntegratiebudget van 300 miljoen per jaar is niet alleen goeddeels weggegooid geld, een belangrijk deel wordt ook nog eens opgepot voor de toekomst. Zo had Aboutaleb op 31 december van het afgelopen jaar 114 miljoen euro aan reïntegratiegeld over.
Het jaarlijkse budget voor het motiveren en bijspijkeren van niet-actieven op tot zo'n 6 miljard euro per jaar. Er ontstond weliswaar een gigantische nieuwe bedrijfstak, maar helpen deed het niet. |
Al dat reïntegreren komt er in de praktijk maar al te vaak op neer dat de bijstandtrekker een beetje komt bijpraten, een beetje leert computeren en in het beste geval eens een hark pakt bij de gemeentelijke plantsoenendienst. Om veel meer dan enkele tientallen uren per maand werk gaat het niet, en dan nog komt menige reïntegratie-klant gemeld of ongemeld niet opdagen, vanwege verslapen, ziekte of wat dan ook. Een groot deel hoeft dat trouwens niet te doen, want de verzamelde Sociale Dienst-directeuren hebben bedacht dat de helft van de mensen in de bijstand eigenlijk niet hoeft te werken.
De animo bij veel bijstandtrekkers is ook minimaal. Over hoe dat komt pakte minister Aart Jan de Geus (CDA) van Sociale Zaken uit in een afscheidsrapport, dat hij wel eens wat eerder had mogen publiceren. Ook al staat er eigenlijk geen nieuws in. Wie een uitkering heeft, zeker als er zwart wordt bijgewerkt, gaat er vaak in inkomen op achteruit, en raakt ook nog zijn vrijheid en vrije tijd kwijt bij het aannemen van werk. En zo leuk en zo zeker is dat werk vaak ook weer niet.
Maar het ligt toch vooral aan, zo zeggen de ambtenaren van de minister, 'de lage verdiencapaciteit in de baan en de relatief hoge uitkering die vervalt'. Geen wonder, in het land met de verhoudingsgewijs hoogste uitkeringen van Europa, uitkeringen die omhooggedrukt worden door het op Luxemburg na hoogste minimumloon.
Intussen is het aantal onbezette banen in Nederland hoger dan ooit en staan werkgevers te trappelen om nog meer Oost-Europeanen en andere buitenlanders hiernaartoe te halen om die banen te bezetten, terwijl al te veel belastinggeld verdwijnt in het motiveren van onze eigen ongemotiveerde uitkeringstrekkers. Het is het paard achter de wagen spannen. De crux van het rapport van De Geus luidt dat het financiële verschil tussen werken en niet-werken groter moet worden gemaakt. Dat verschil is 'momenteel te klein om aan te zetten tot actief arbeidsmarktgedrag'.
Zo is het, maar gevolgen zullen aan die conclusie weer niet worden verbonden, want Balkenende IV wil o zo sociaal zijn, wat er in de praktijk op neer zal komen dat de zekerheid van een uitkering, ook als de economie bloeit, zal blijven prevaleren boven de onzekerheid van een bescheiden betaalde baan. Het paard blijft achter de wagen.
Over de auteur
Syp Wynia is columnist en redacteur van het opinietijdschrift Elsevier.
Syp Wynia heeft geruime tijd als journalist gewerkt voor de politieke redactie van het Parool en is later werkzaam geweest in Brussel. Deze ervaringen hebben hem veel kennis verschaft over zowel de nationale als internationale politiek. De opgedane kennis komt uitstekend van pas bij zijn huidige werk bij Elsevier, waar hij in zijn columns het beleid van de overheid aan een zeer kritische blik onderwerpt. In 2004 sprak hij over Europa op het politiek café van MeerVrijheid. Wynia is niet verbonden aan de Stichting MeerVrijheid.