17 mei 2006
Toen ik voor het eerst van dit boek hoorde, begreep ik dat het hoofdthema van het boek was dat de meeste belangrijke prestaties in de kunst en wetenschap zijn gedaan door blanke Europese mannen. Dat weet ik al, was mijn eerste gedachte. Leuk dat Murray eens met statistieken aantoont dat het politiek correcte idee dat alle bevolkingsgroepen en werelddelen gelijkwaardige prestaties hebben geleverd wishful thinking is, maar het boek zal wel een beetje saai zijn.
Toen ik het toch ging lezen, bleek het enorm veel rijker te zijn dan dat. Het boek bestaat uit vier delen, en alleen deel drie is vooral gericht op de prominente rol van blanke Europese mannen. In dat deel vinden we ook een betoog dat het vooral vrijheid en welvarendheid zijn die hebben bepaald in welke Europese steden de meeste vooruitgang was. De rest van het boek behandelt allerlei andere interessante aspecten van het menselijk genie.
Ik vond deel een het mooiste. Hierin wordt een beeld gegeven van de geschiedenis van de beschaving, vooral op het gebied van kunst, wetenschap en technologie, en hoe wonderbaarlijk en mysterieus dit ontwikkelingsproces was. Murray voert de lezer mee naar verschillende tijdperken en laat zien hoe moeilijk het geweest moet zijn om allerlei dingen te ontdekken die we nu als vanzelfsprekend zien. Murray weet dit alles zeer boeiend te beschrijven en roept daarbij een gevoel van trots en ontzag op over alles wat onze menselijke soort bereikt heeft. Deel twee bevat onder andere overzichten en ranglijsten van de belangrijkste kunstenaars, wetenschappers, uitvindingen en ontdekkingen tussen 800 jaar voor Christus en 1950.
Er valt veel te leren. Wist u bijvoorbeeld dat het leven van de hogere klassen in het klassieke Rome heel veel leek op het leven dat wij nu leven? Dat Chinese steden in de twaalfde eeuw enorm dynamisch, schoon en goed bestuurd waren? Dat je er een keuze had aan restaurants, gerechten en gekoelde dranken die nauwelijks onderdeed voor die in moderne westerse steden? Dat de Chinezen al voor Columbus langere ontdekkingsreizen maakten, waarvan een met honderd keer zo veel schepen, waarbij het kleinste schip twee keer zo lang was als het grootste schip van Columbus? En dacht u dat, hoewel wetenschappelijke prestaties redelijk objectief beoordeeld kunnen worden, dat met kunst niet kan? Over smaak valt immers niet te twisten? Lees dan hoe Murray overtuigend weet te betogen dat er ook objectieve maatstaven voor kwaliteit in de kunst zijn.
"Het menselijk genie" had wel iets dunner gemogen. Je krijgt het idee dat Murray zelf zo enthousiast is over zijn project dat hij een onbedwingbare behoefte voelt om zijn resultaten zo volledig mogelijk te rapporteren. Dat enthousiasme is inspirerend, maar daarbij vergeet hij soms dat de gemiddelde lezer minder geïnteresseerd is in bepaalde details. Gelukkig heeft Murray er wel zoveel mogelijk voor gekozen om lange statistische tabellen in de bijlagen te zetten en is het voor een goed begrip van het boek niet nodig om die te bekijken.
Ook is er een bijlage getiteld "Statistiek voor mensen die zeker weten dat ze geen statistiekknobbel hebben". Dit is overgenomen uit Murray’s eerder boek "The Bell Curve" (met co-auteur Richard Herrnstein). Murray en Herrnstein maken inderdaad waar wat ze beloven, en weten in zo gemakkelijk mogelijke taal de basis uit te leggen van de statistische analyses waarop allerlei conclusies in het boek gebaseerd zijn. Maar het grootste deel van het boek is ook goed te begrijpen voor alfa’s die geen zin hebben om zich hierin te verdiepen.
Murray is zich goed bewust van het feit dat statistische goochelarij gemakkelijk tot verkeerde conclusies kan leiden. Wat de meeste analyses betreft, weet Murray goed te betogen dat de gevonden patronen echt zijn. Maar in deel vier stelt Murray dat het aantal menselijke prestaties de laatste eeuw een lichte daling laat zien. Hij bedoelt daarmee dat hoewel het aantal prestaties nog steeds in een opgaande lijn zit, het aantal prestaties is afgenomen in verhouding tot het aantal mensen dat toegang heeft tot goed onderwijs. Nu is het maar de vraag of dat een eerlijke maatstaf is, maar zelfs met die maatstaf is Murray’s conclusie niet plausibel, gegeven de enorme explosie van wetenschap in de twintigste eeuw. Er zijn tegenwoordig ontelbare briljante wetenschappers die dagelijks nieuwe ontdekkingen doen.
In tegenstelling tot Murray vermoed ik dat geschiedkundige overzichten daar relatief minder aandacht aan schenken dan aan ontdekkingen uit het verleden die meer tot de verbeelding spreken. Wat kunst betreft heeft Murray misschien gelijk, hoewel dat moeilijk te bepalen is. Hoe vergelijk je bijvoorbeeld de kunstzinnige kwaliteit van moderne films met die van zeventiende eeuwse schilderijen? Maar ook al slaat Murray in deel vier de plank mis, ook hier blijven zijn analyses intelligent en interessant.
"Het menselijk genie" is een heel mooi boek en een uitmuntende prestatie.
(eerder gepubliceerd Brainport Magazine, 1 april 2005)
Henry R. Sturman
Henry Sturman studeerde technische natuurkunde in Delft. Hij is freelance auteur voor o.a. HP/De Tijd en is actief binnen de Nederlandse libertarische beweging.
Sturman is eigenaar van Sturman Enterprises, een Haags bedrijf dat diensten verleent op het gebied van automatisering en internet.
Op zijn homepage kunt u meer over hem lezen.