25 april 2006
Levensloop
Friedrich August von Hayek werd in 1899 in Wenen geboren. Hij promoveerde daar in 1921 in de rechtswetenschap en in 1923 in politieke economie. Zijn belangrijkste leermeesters waren de liberale economen van de Oostenrijkse School, zoals Friedrich von Wieser en Carl Menger. De grootste invloed op zijn denken had Ludwig von Mises, onder andere door diens boek Socialism, Mises’ beroemde privatseminar en vervolgens de samenwerking op een economisch onderzoeksbureau. In 1931 werd Hayek hoogleraar economie aan de London School of Economics and Political Science (LSE). Volgens Lord Ralf Dahrendorf, voormalig rector en auteur van het 100-jarig jubileumboek van de LSE, was hij daar al snel één van de toonaangevende figuren. Samen met zijn collega Lionel Robbins ging hij het gevecht aan tegen de steeds invloedrijker wordende econoom Keynes. In 1950 werd hij hoogleraar in Social and Moral Sciences aan de universiteit van Chicago. Hayek keerde in 1962 terug naar Europa, waar hij tot 1968 doceerde aan de universiteit van Freiburg en vervolgens terugkeerde naar zijn vaderland, waar hij nog een aantal jaren aan de Universiteit van Salzburg verbonden was. In 1974 won hij de Nobelprijs in de economie. Hierdoor kwam hij uit de relatieve vergetelheid. Tot aan zijn dood in 1992 beleefde hij het zelfs het hoogtepunt van zijn carrière, afgemeten aan invloed en aanzien. In een persoonlijke brief schreef Margaret Thatcher aan Hayek dat zijn werk een beslissende inspiratiebron voor haar politieke handelen was. Ronald Reagan heeft meer dan eens aangegeven door Hayek beïnvloed te zijn. Hayek kreeg van de voormalige president Bush de Presidential Medal of Freedom, onder andere omdat Hayek's werk 'het politieke en het intellectuele klimaat in de wereld veranderde'.
Kenmerkend voor Hayek is dat hij zich louter niet opsloot in de ivoren toren van de academie. In 1947 richt hij de nog altijd bestaande Mont Pélèrin Society op, een besloten internationaal gezelschap van vooraanstaande klassiek liberale academici, journalisten en opinieleiders, zoals Milton Friedman, Henry Hazlitt, Wilhelm Röpke, Ronald Coase, Gary Becker en James Buchanan. Het doel is om het klassiek liberale ideaal te doen herleven en de vaak in hun eigen land geïsoleerde klassiek liberale denkers bij elkaar te brengen. Een andere manier om zijn standpunten ingang te doen vinden bij besluitvormers was zijn nauwe bemoeienis bij de oprichting van de invloedrijke Londonse denktanks Institute of Economic Affairs en Adam Smith Institute. Hayek zag namelijk in dat er meer dan alleen academisch werk nodig is om invloed uit te oefenen op politiek en beleid. Het was ook nodig om 'de slag om de ideeën’ te winnen in de publieke opinie, zoals hij het uitdrukte. Hayek leefde lang genoeg om zijn winsten in de ideeënoorlog mee te maken. De val van het communisme was door hem steeds voorspeld. The Times riep in 1978 het laatste kwart van de 20e eeuw uit tot 'the age of Hayek'.
Klassiek liberalisme
Hayek was verantwoordelijk voor wat de Britse filosoof John Gray 'de wedergeboorte van het klassiek liberalisme' noemde. Het klassiek liberalisme is, zeker in Nederland, een relatief onbekende politiek-filosofische stroming, die is overvleugeld door andere vormen van liberalisme, met name het sociaal-liberalisme. De kern van het klassiek liberalisme wordt gevormd door de sociale en politieke filosofie van de 18e-eeuwse Schotse Verlichtingsdenkers, zoals David Hume, Adam Smith en Adam Ferguson. Hayek heeft fors bijgedragen aan de verdere ontwikkeling ervan in de 20e eeuw. Vandaar dat hier een kort overzicht van de belangrijkste uitgangpunten wordt gepresenteerd.
Klassiek liberalen vinden het individu van ultieme waarde. Dat betekent dat het individu begin- en eindpunt dient te zijn van alle politieke overwegingen, zonder dat overigens de inherent sociale drang van de mens over het hoofd wordt gezien. Klassiek liberalen hechten bijvoorbeeld veel meer belang aan de sociale kerneenheid het gezin, dan sociaal liberalen. Het mensbeeld van klassiek liberalen is vooral realistisch. De mens wordt niet, zoals bijvoorbeeld bij John Stuart Mill, beschreven zoals hij zou worden nadat hij ‘de juiste’ ontwikkeling heeft doorgemaakt. De mens is maar beperkt rationeel, hij maakt voortdurend fouten en verkeerde inschattingen over toekomstige ontwikkelingen. De mens is volgens klassiek liberalen niet 'voorbestemd' tot een bepaald lot. Hij is een sterk en flexibel wezen, in staat om de diverse mogelijkheden en kansen in het leven te benutten. Naast de invloeden van onder andere opvoeding en sociale gewoonte, is de mens uiteindelijk een ‘slave of the passions’ zoals Hume het uitdrukte in zijn Treatise of Human Nature.
Het woekeren met de talenten is volgens klassiek liberalen alleen mogelijk als het individu zoveel mogelijk vrij wordt gelaten om het leven naar eigen inzicht in te richten. Voldoende ruimte voor individuele creativiteit resulteert in maatschappelijke innovatie en ontwikkeling. Het negatieve vrijheidsbegrip, de afwezigheid van dwang, is van groot belang in een klassiek liberale maatschappij. Zolang iemand binnen de grenzen van de wet blijft is hij vrij 'to pursue his own interest in his own way', zoals Adam Smith het uitdrukte. Het gaat hierbij niet om plat egoïsme, zoals critici graag stellen. Wel om mensen de ruimte geven hun 'welbegrepen eigenbelang' na te jagen. Dit is volgens klassiek liberalen het belangrijkste motiveringsprincipe van het individu, dat ook zorgt voor onbedoelde, maar positieve, neveneffecten voor de samenleving als geheel (Smith's 'onzichtbare hand-mechanisme'). De grens ligt daar waar een ander wordt gehinderd in de uitoefening van zijn of haar vrijheid, ofwel het schadebeginsel.
Klassiek liberalen hebben een sterk wantrouwen ten opzichte van de staat, want de staat is de grootste bedreiging gebleken van de individuele vrijheid. Maar dat betekent niet dat klassiek liberalen de staat willen decimeren tot een 'nachtwakersstaat'. Een gelimiteerde staat is nuttig en noodzakelijk, met name om lijf en eigendomsrechten te beschermen, mededinging te waarborgen en te voorzien in een beperkt aantal publieke goederen (waaronder zeker ook een klein sociaal vangnet).Verder is de rol van de staat beperkt bij het tot stand brengen van maatschappelijke orde. Grand designs, economische planning en gecentraliseerd bestuur falen, omdat de menselijke ratio eenvoudigweg niet de daarvoor benodigde informatie kan verwerken. Ook het vermogen van de knapste breinen kent grote beperkingen.
Hayek’s academische verscheidenheid
Hayek ontwikkelt zich van econoom naar sociaal theoreticus, die op diverse academische terreinen invloedrijk is. In zijn LSE Hayek Memorial Lecture verklaart Peter Boettke, hoogleraar aan George Mason University, Hayek’s politiek-filosofische positie als voortkomend uit zijn economisch werk. Bij zijn zoektocht naar verklaringen van het economische systeem stuit Hayek op disciplinaire afbakeningen, die hij met plezier slecht. Hij is in het bijzonder geïnteresseerd in het verband tussen economie en kennis, alsmede de invloed van maatschappelijke instituties op economische activiteit. Het prijsmechanisme in het marktsysteem vervult een centrale coördinerende rol bij het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, van wensen van mensen. Het individuele marktgedrag van mensen zorgt op abstract niveau voor spontane (economische) orde. In de woorden van Adam Ferguson: ‘the unintended result of human action, not of human design’.
Veel van Hayek’s economisch werk concentreert zich vervolgens op de oorzaken van marktfalen. Daarbij ontwikkelt hij zich tot politiek-filosoof, psycholoog en rechtstheoreticus. Rode draad in zijn werk is de strijd tegen het ‘sociaal constructivisme’. Dit is de idee dat sociale orde ‘gemaakt’ kan of dient te worden, door economische planning en de centralisatie van macht. Hayek is ervan overtuigd dat het vermogen van de menselijke ratio voor het verwerken van de benodigde informatie te beperkt is. De mogelijkheden van het gebruik van natuurwetenschappelijke methodes in de sociale wetenschappen, door hem ‘scientism’ genoemd, berust dan ook op een misverstand. De studie van mensen verschilt wezenlijk van die van objecten. Mensen handelen niet per se rationeel, zo betoogt hij onder meer in The Counter Revoltion of Science: Studies in the Abuse of Reason en in zijn psychologisch werk The Sensory Order: An Inquiry into the Foundations of Theoretical Psychology gaat hij in op werking van de menselijke geest.
Edwin van de Haar (1971) is politicoloog. Momenteel is hij werkzaam als universitair docent internationale betrekkingen aan Ateneo de Manila University in de Filipijnen.
In 2008 promoveerde hij aan de Universiteit Maastricht op een proefschrift over het klassieke liberalisme en internationale betrekkingen. Hij behaalde Masters-graden in internationale betrekkingen aan de London School of Economics and Political Science en in politicologie aan de Universiteit Leiden.
Van zijn hand is het boek Classical Liberalism and International Relations Theory. Hume, Smith, Mises, and Hayek,New York en Basingstoke: Palgave Macmillan (september 2009).
Van de Haar schrijft regelmatig over de Filipijnen voor de buitenlandrubriek van Elsevier en publiceerde tientallen artikelen en geschriften over het liberalisme, de internationale betrekkingen, politieke theorie en de Nederlandse politiek.