23 mei 2005
Steeds wanneer de overheid zich tot mij richt, brengt dat negatieve gevoelens bij mij teweeg. (Ik definieer 'de overheid' in navolging van Theo van Gogh dan als alle 'boven ons gestelden'). Die negatieve gevoelens variëren qua sterkte en qua aard. Pure haat, gebaseerd op onmacht rijst bijvoorbeeld op wanneer ik 's nachts een fuik binnen rijdt waar één van de honderd aanwezige agenten zich dan door het autoraampje buigt met de vraag of mijnheer vandaag iets gedronken heeft. Wat gaat hem dat aan? Ga boeven vangen. Maar hij is gewapend. Ik moet dus als een zuigeling op een tuitje blazen voordat ik verder mag. Een lichte vorm van paniek dient zich aan wanneer er wéér een blauwe envelop tussen de post zit. Ergernis wekt het schikkingsvoorstel voor dertig euro omdat ik maanden geleden ergens op een verder geheel lege weg iets te hard langs een flitspaal zou zijn gereden.
Droeve berusting wekt het wanneer de overheid, zoals de Amerikanen dat noemen, aan outreach doet. 'Hebt u vragen over de snelweg, bel Rijkswaterstaat', melden dure elektronische indicatieborden als er geen files zijn. Ik heb niets te vragen en geen tijd voor dergelijke onzin. Dat geldt ook voor de oproep aan het einde van een televisiecommercial: 'Meer weten? Ga naar uwv.nl of neem contact op met uw arbodienst' Ik héb helemaal geen arbodienst. Medelijden wekt het pompeuze taalgebruik in brieven van de gemeente 'aan de bewoner van dit pand', van de hand van een van de ontelbare communicatiemedewerkers die de overheid in dienst heeft. Het moge duidelijk zijn: ik heb het niet zo op de overheid en volgens mij heeft de overheid het ook niet zo op mij. Ze vindt mij niet eens 'legitiem'. Ik moet me kunnen 'legitimeren' door aan de overheid een papier te tonen dat de overheid heeft geschreven. Doe ik dat niet, dan word ik opgesloten.
Maar nu vraagt de overheid mijn mening over de Europese grondwet 'Ik ben een Nederlander want ik woon in Nederland', zo legt Postbus 51 mij 'rappend' de reden uit waarom ik zou moeten stemmen. Ik ken mensen die hier wonen maar geen Nederlander zijn. Waarom stuurt de overheid, die al eeuwenlang internationale verdragen sluit zonder mij daar toestemming voor te vragen, mij nu trouwens een stembiljet over zo'n verdrag? Ik ben een Nederlander maar mag mijn burgemeester nog niet eens kiezen!
Paul Frentrop schrijft regelmatig voor HP/De Tijd en werkte eerder voor onder andere Het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad.
Frentrop promoveerde in 2002 met een studie naar 'corporate governance' door de eeuwen heen. Tegenwoordig is hij directeur van Deminor dat de belangen behartigt van minderheids-aandeelhouders.