Paul Rosenmöller, Pol Pot, Mao en Stalin

Door Redactie

16 mei 2005

HP/De Tijd publiceerde vorig jaar een ontluisterend portret van het actieverleden van Paul Rosenmöller, geschreven door Roelof Bouwman. Rosenmöllers verering van mensen als Mao en Pol Pot, die elk miljoenen doden op hun geweten hebben, de lafhartige en leugenachtige ontkenningen en nuanceringen van zijn vroegere sympathieën, het staat er allemaal in. Elders op internet is dit artikel in zijn geheel te vinden, hieronder enkele fragmenten.

De meeste Nederlanders kennen Rosenmöller slechts als Tweede-Kamerlid, fractievoorzitter en lijsttrekker van Groenlinks. Maar toen hij op 14 september 1989 op 33-jarige leeftijd volksvertegenwoordiger werd, had Rosenmöller al een heel buitenparlementair politiek leven achter zich. Buitenparlementair ook in de zin van antiparlementair. Want zes jaar lang was Rosenmöller lid van een links-extremistische splintergroep die Nederland door middel van een gewapende revolutie wilde veranderen in een orthodox-communistische heilstaat. In zijn onlangs verschenen boek Een mooie hondenbaan blikt Rosenmöller behalve op zijn jaren in de Tweede Kamer ook op die periode terug. Niet voor het eerst, maar wel uitvoeriger dan we tot nu toe van hem gewend waren.

[...]

Bij de revolutionaire plannenmakerij fungeerden de leerstellingen van Mao en Stalin als ideologische leidraden, en het maoïstische China en de Sovjet-Unie van vóór Chroesjtsjov werden als lichtende voorbeelden aangehaald. De Mao- en Stalin-cultus kende in maoïstische kring nauwelijks grenzen: hun konterfeitsels sierden partijbladen, buttons, posters en pamfletten, en hun geschriften werden in eigen beheer herdrukt en voor dumpprijzen als 'scholingsmateriaal' aan de man gebracht. Niet alleen door de GML, maar - tot juni 1977 - ook door de SP; die grossierde onder meer in Stalins Over dialectisch en historisch materialisme en Mao's Waar komen de juiste ideeën vandaan?, en had de portretten van de beide despoten verwerkt in het logo van het partijblad De Tribune.

Het meest schokkende aspect van deze Mao- en Stalin-verering is dat midden jaren zeventig, toen ook Rosenmöller partij voor hen koos, reeds meer dan voldoende feiten bekend waren omtrent de tientallen miljoenen mannen, vrouwen en kinderen die door toedoen van beide dictators waren afgeslacht, doodgehongerd of doodgemarteld. In het geval van Stalin ging het om ongeveer twintig miljoen slachtoffers, merendeels gevallen in de jaren dertig, ten tijde van de als 'collectivisatie van de landbouw'omschreven sovjet-genocide op de Russische plattelandsbevolking.

In 1976 maakte Rosenmöller zelfs een groepsreis naar het communistische Albanië, op dat moment de meest totalitaire staat op Europese bodem
De eerste ooggetuigeverslagen van de Chinese goelag, die aan circa 65 miljoen mensen het leven zou kosten, bereikten de wereld al in de jaren vijftig; het meer dan gruwelijke gevangenis-epos Prisoner of Mao van Bao Ruo-Wang werd in 1973 zelfs een internationale bestseller. De ideologie waar Rosenmöller voor koos, was, kortom, gedrenkt in bloed en stonk naar lijken. En erger nog: hij kon dat, zoals iedereen, wéten.

Hoe ver was de aanstaande IKON-presentator destijds heen?

Heél ver - een andere conclusie is niet mogelijk. "Om te zien hoe het allemaal moest," maakte de twintigjarige Rosenmöller, zo verhaalt hij in Een mooie hondenbaan, in 1976 zelfs een groepsreis naar het communistische Albanië, op dat moment de meest totalitaire staat op Europese bodem. Anders dan in de Sovjet-Unie en in de rest van Oost-Europa stonden Stalin en Mao er in hoog aanzien. De Albanese partijleider Enver Hoxha probeerde hen nog in wreedheid te overtreffen. Zo had hij in 1967 alle kerken, kloosters en moskeeën in het land laten afbreken of sluiten, in een poging van Albanië de 'eerste atheïstische staat ter wereld' te maken.

Het bezitten van religieuze lectuur, het houden van godsdienstoefeningen in huiselijke kring of het heimelijk (laten) dopen van een kind kon Albanezen komen te staan op een jarenlang verblijf in één van Hoxha's bestiale werkkampen of - wat voor de betrokkenen nog de menselijkste straf was - een gang naar het executie-peloton. Ook Hoxha's communistische partijgenoten waren hun leven niet zeker: geregeld liet hij kameraden die hij verdacht van 'revisionisme', 'trotskisme' of 'titoïsme' doodschieten, onder wie in 1956 ook Liri Gega, lid van het Centraal Comité van de Albanese communistische partij. Op het moment van haar executie was zij hoogzwanger.

Al deze weerzinwekkende feiten waren in 1976 in het Westen bekend. Maar niet alleen daar: ook de Sovjet-Unie veroordeelde openlijk de 'bloedige wreedheden' van Hoxha. Wat bewoog Rosenmöller dan om uitgerekend naar dit land af te reizen 'om te zien hoe het allemaal moest'? Een land, nota bene, waar zijn eigen vader - zakenman, dus 'kapitalist', en nog katholiek óók - een doodvonnis nauwelijks had kunnen ontlopen. Rosenmöller doet er in Een mooie hondenbaan het zwijgen toe. Wel vermeldt hij nog dat hij 'tot tranen toe geroerd' was toen hij na zijn twee weken durende trektocht langs Albanese fabrieken, coöperaties en modelboerderijen weer op Schiphol arriveerde, en dat hij zich 'voor een nagenoeg onmogelijke taak' gesteld zag 'om dit wereldbeeld ook in ons land te realiseren'. Het zijn opmerkingen die maar op twee dingen kunnen duiden: óf Rosenmöller was aan totale waanzin ten prooi gevallen, óf hij had zijn geweten buiten gebruik gesteld. In zijn boek ziet hij evenwel geen van beide mogelijkheden onder ogen. "Het heeft even geduurd," zo besluit Rosenmöller zijn Albanese reisverslag, "voordat ik in de gaten kreeg dat we daar twee weken lang collectief in de maling waren genomen." Het zijn woorden die - opnieuw - slechts verbijstering kunneen wekken. Zelfs de conclusie dat hij zich vrijwillig, op eigen initiatief én op eigen kosten in de maling had laten nemen, durft Rosenmöller, meer dan een kwart eeuw na dato, kennelijk nog niet te trekken.

Minstens zo frappant is dat Rosenmöller in Een mooie hondenbaan de naam van Pol Pot onvermeld laat. Het zal na het voorgaande wellicht geen verbazing meer wekken, maar toch: ook deze communistische massamoordenaar behoorde, samen met Stalin, Mao en Hoxha, tot de politieke helden van de GML. In Cambodja, zo meende de partij, was sinds de machtsovername door Pol Pots Rode Khmers in 1975 'de arbeidersklasse aan de macht. Daar heerst democratie voor alle werkers en de dictatuur voor die figuren die hier [in Nederland] nog de grote heren uithangen'. In talrijke pamfletten riep de GML daarom op tot steun aan 'Democratisch Kampuchea', zoals Cambodja onder de Rode Khmers was gaan heten: "leve de volksoorlog van het volk van Kampuchea. Leve de wettige regering van Democratisch Kam-puchea o.l.v. Pol Pot."

Dat tijdens Pol Pots vier jaar durende terreurbewind naar schatting twee miljoen Cambodjanen omkwamen (een kwart van de bevolking), dikwijls dankzij gebruikmaking van marteltechnieken die zelfs in Auschwitz onbeproefd waren gebleven, werd door de GML niet geloofd. Volgens Rode Morgen betrof het 'gruwel-sprookjes', 'laster' en 'aantoonbare leugens'. "Vast staat dat de bevolking tussen 1975 en 1979 van jaar tot jaar een betere voedselvoorziening kende en de honger overwonnen werd," schreef het blad in november 1979, toen de eerste knekelfoto's van de killingfields al wereldwijd waren gepubliceerd.

De genegenheid van Rosenmöllers partij voor Pol Pot was overigens geheel wederzijds, want eveneens in 1979 ontvingen de 'dear friends' van de GML een hartelijke brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Democratisch Kampuchea. De Nederlandse kameraden werden in het schrijven bedankt voor hun 'militant solidarity and support': "These noble activities constitute a great encouragement for our people and fighters. (-) Please accept, dear Friends, our brotherly sentiments."

[...]

Voor Rosenmöller werd [de staking in de Rotterdamse haven] zijn finest hour als maoïstisch agitator en propagandist. Voor het eerst trad hij als GML-lid openlijk en luidruchtig op de voorgrond. Bovendien werd hij gekozen in de stakingsleiding, hoewel de concurrentie met de eveneens in de Rotterdamse haven werkzame activisten van de CPN en de SP fel was. Op het Afrikaanderplein en in bedrijfskantines sprak hij honderden arbeiders toe. 'Slapeloze nachten' had hij ervan, schrijft Rosenmöller in Een mooie hondenbaan, maar 'toch was er geen moment van aarzeling'.

Geheel in lijn met de revolutionaire geloofsartikelen van de GML deinsde hij ook voor geweld niet terug. Zo raakte hij op 19 september 1979, bij een poging de arbeiders van de containerbedrijven ECT en Unit Centre tot deelname aan de staking te bewegen, hardhandig slaags met de mobiele eenheid. 'Oproerpolitie pakt 19 man van dweilploeg op. Harde strijd in de haven', kopte De Telegraaf de volgende ochtend op de voorpagina. Naast het bericht stond een grote foto van een niet nader aangeduide relschopper met lang haar en een buitenmodel brilmontuur, die hevig protesterend door een ME'er werd afgevoerd. Het was Rosenmöllers anonieme debuut als mediaster.

Een paar dagen later liet Rosenmöller zich interviewen door Michiel Berkel van de Haagse Post - op een onderduikadres waar hij naartoe was verhuisd 'om de voortdurende intimidatie van de BVD te ontvluchten'. Enthousiast verdedigde hij de China-lijn van de GML "Van Mao kan je gewoon ontzettend veel leren. Van wat-ie geschreven heeft ook. Wat hij in de praktijk heeft gebracht in China - dat is gewoon een voorbeeld, en nog steeds, vind ik. Er zijn bij ons ook contacten met China en Chinezen, en wat je van die mensen hoort, dat is toch geweldig?"
Rosenmöller: 'Van Mao kan je gewoon ontzettend veel leren. Van wat-ie geschreven heeft ook. Wat hij in de praktijk heeft gebracht in China - dat is gewoon een voorbeeld, en nog steeds, vind ik.'
'Staking is oorlog' liet Rosenmöller verder optekenen. "Bij de confrontatie met de Mobiele Eenheid op 19 september waren we met zo'n vier- à vijfhonderd man die er echt tegenaan wilden. We vonden dat we gezamenlijk, ingehaakt moesten optreden en ons niet moesten laten verdelen - dan zouden we door het kordon heen kunnen breken. D'r waren mogelijkheden."

Toch bloedde de staking uiteindelijk dood: op 24 september gingen de Rotterdamse stukgoedarbeiders weer aan het werk en op 13 oktober ook de slepers. In Een mooie hondenbaan wekt Rosenmöller de indruk dat het 'teleurstellende resultaat' van het conflict bijna per direct leidde tot zijn vertrek uit de GML "Ik begon me in mijn contact met mijn collega's, nu ze wisten dat ik bij de GML hoorde, steeds meer geremd te voelen. De ideologie werd een balast. Het was ook niet meer mijn ideologie en ik besloot de club te verlaten."

Uit notulen en andere interne stukken van de partij, te vinden in de collectie van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam, valt echter op te maken dat Rosenmöller na de staking nog drie jaar lid bleef van de GML, om precies te zijn tot 19 september 1982. Van voorjaar 1981 tot voorjaar 1982 maakte hij zelfs deel uit van de 'Centrale Leiding', het bestuur van de partij. Waarschijnlijk was die promotie een direct gevolg van Rosenmöllers prominente rol tijdens de staking, want het verloop daarvan werd door de GML allerminst als 'teleurstellend' ervaren. Integendeel.

Het hele gebeuren, zo verluidde het in maart 1980 op de jaarlijkse algemene ledenvergadering van de GML, zou juist het 'isolement' van de partij hebben doorbroken en de correctheid hebben aangetoond van de 'meer open, massa-gerichte' politieke koers. Ook publicitair buitte de GML de staking flink uit. Onder de titel Tolerantie is voorbij, nu staken ik en jij werd er onder meer een eigen boekpublicatie aan gewijd, waarin uiteraard ook Rosenmöller aan het woord kwam.

[...]

Dit neemt echter niet weg dat Rosenmöller, die op de achterflap van zijn boek behalve 'alert', 'indringend' en 'meeslepend' ook 'integer' wordt genoemd, wel degelijk ook zelfstandig tot het inzicht had kunnen komen dat bij een terugblik op een zesjarig GML-verleden morele vragen niet ontweken mochten worden.

Hij had daarbij een voorbeeld kunnen nemen aan zijn oud-partijchef, Erik van Ree, die voordat hij in februari 1981 afstand nam van het maoïsme, ruim anderhalf jaar lang politiek secretaris van de GML was. Tegenwoordig is hij als universitair docent verbonden aan de leerstoelgroep Oost-Europese Geschiedenis en Oost-Europakunde van de UvA. In zijn bijdrage aan de in 1991 verschenen bundel Alles moest anders. Het onvervuld verlangen van een linkse generatie gaf Van Ree er blijk van wél over de integriteit te beschikken die nodig is om eigen fouten onder ogen te zien en eerlijk te benoemen. "De grote morele kwestie," schreef hij, "was onze verdediging van drie van de grootste massamoordenaars van deze eeuw: Josef Stalin, Mao Tse-toeng en Pol Pot, die ik als voorbeeldige kameraden heb beschouwd. (-) Ik koos niet voor het communisme in het algemeen, maar voor de meest mensonterende variant daarvan, namelijk voor de stroming die zich verzette tegen de relatieve humanisering die door Chroesjtsjov op gang was gebracht." Van Ree noemde die keus 'van een huiveringwekkende kilheid, waar mij nu het hart bijna van stil blijft staan'.

Lees verder.

Gerelateerde link:
Holocausts of Communism Test

 

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl