21 april 2005
'De verontwaardiging van de bewoners in de Graafsewijk in Den Bosch doet denken aan het omstreden boek van de Engelse psychiater Theodore Dalrymple, 'Leven aan de onderkant'. Hierin beschrijft hij welke rampzalige gevolgen de verzorgingsstaat heeft op de mentaliteit van de onderklasse in de grote steden. Volgens Dalrymple weten steeds meer mensen door gebrek aan moraal, ambitie en kennis niet hoe ze moeten leven, zijn niet meer bereid verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen bestaan en voelen zich slachtoffer van een onrechtvaardige samenleving. Hierover in Buitenhof een debat tussen de criminoloog en vertaler van het boek van Dalrymple, Chris Rutenfrans, directeur van de stichting Humanitas, Marius Ernsting en criminoloog Willem de Haan.'Opmerkelijk en hartverwarmend was het viervoudige morele pleidooi dat Rutenfrans hield:
'De Amerikaanse verzorgingsstaat werd vanaf het midden van de jaren zestig gecreëerd door president Lyndon Johnson en door zijn opvolgers uitgebreid. De uitgaven van de federale overheid in Washington aan uitkeringen voor zieken, werklozen, bejaarden, arbeidsongeschikten en bijstandtrekkers; aan kinderbijslag, banenplannen, huursubsidies, gezondheidszorg en onderwijs waren (gecorrigeerd voor inflatie) in 1980 twintig keer hoger dan in 1950, terwijl de bevolking anderhalf keer talrijker was geworden. In de jaren veertig, vijftig en zestig nam de armoede in de Verenigde Staten snel af; sinds het ontstaan van de verzorgingsstaat is die ontwikkeling gestagneerd. In 1950 waren dertig procent van de Amerikanen arm volgens de hedendaagse normen die de Amerikaanse regering hanteert; in 1968 waren het nog maar dertien procent, maar het percentage bleef tot op heden rond de dertien procent schommelen (Murray is zo vriendelijk geweest voor dit artikel de actuele cijfers op te zoeken). Het percentage latente armen (waarbij de mensen zijn inbegrepen die alleen door een uitkering net boven de armoedegrens blijven) is sinds 1968 ook gelijk gebleven: zo'n achttien procent.Gerelateerde links:
Murray concludeerde in 'Losing Ground' dat de overheidsbemoeienis met armoedebestrijding geen of zelfs negatieve effecten had. Zo is er de armoedeval: uitkeringstrekkers gaan er vaak financieel op achteruit wanneer ze een baan accepteren. Bijstandsmoeders nemen er extra kinderen bij in plaats van zo snel mogelijk weer de arbeidsmarkt op te gaan. De uitkeringenindustrie en de zieligheidssector hebben ook voor een ongewenste mentaliteitsverandering gezorgd. Ze hebben hun cliëntèle hulpeloosheid en passiviteit aangepraat. Als je faalt, ligt het niet aan jouw gebrek aan talent of werklust, maar aan het systeem, aan omstandigheden waarover jij geen controle kunt uitoefenen. Met deze softe benadering neem je volgens Murray op zijn minst een deel weg van de prikkel om je talenten te ontplooien en hard te werken. Arme mensen die hun best doen om iets van zichzelf en van hun leven te maken, worden niet langer bewonderd door de buurt, maar als uitslovers gezien die denken dat zij beter zijn dan een ander; of als naïevelingen die niet weten dat het systeem bepaalt of je faalt of slaagt; of als sukkels die zich rot werken voor weinig geld terwijl de staat er is om je te onderhouden. Vroeger waren de dokter en de onderwijzer in het zwarte getto de local heroes en rolmodellen, tegenwoordig zijn het de drugsdealer en de gangsta-rapper. De eerlijke, hardwerkende armen zijn er alleen maar op achteruit gegaan: juist zij lijden onder de toegenomen criminaliteit en het verslechterde onderwijs. In de jaren dertig waren er ook veel werklozen, maar die vormden geen onderklasse. In de onderklasse is men chronisch werkloos, slecht gesocialiseerd en relatief vaak crimineel.
Het probleem is niet dat er foutjes zijn gemaakt bij de inrichting van de verzorgingsstaat, maar dat het überhaupt verkeerd is geweest om een verzorgingsstaat in te richten, stelt Murray in 'What it means to be a libertarian'. Dus weg met de bijstand, kinderbijslag, AOW, WW, WAO, ziekenfonds- en andere verplichte sociale verzekeringen, banenplannen, huursubsidie of wat voor overheidssubsidie dan ook. De overheid bemoeit zich ook niet meer met de arbeidsmarkt – dus geen minimumloon, ARBO-wetgeving of het algemeen bindend verklaren van CAO's. Werknemers en hun vertegenwoordigers (vakbonden) regelen zelf met de werkgever de arbeidsvoorwaarden.' Lees verder.