29 maart 2005
Zo beweren Rosalind Barnett en Caryl Rivers op bladzijde 13 van hun nieuwste boek <i>Bij gelijke geschiktheid: waarom mannen en vrouwen hetzelfde zijn</i> dat al hun onderzoek en alle onderzoek van collega’s de notie van essentiële verschillen heeft weerlegd. Daar zal men vreemd van opkijken in de wetenschappelijke wereld. Er is een gigantische hoeveelheid solide wetenschappelijk bewijsmateriaal over sekseverschillen in gedrag, motivatie en talenten - en we komen er langzamerhand ook achter hoe die samenhangen met de biologie.
Zo bleek eind vorig jaar (in een studie gepubliceerd in NeuroImage) dat mannen bij het maken van een intelligentietest ruim zes keer meer grijze hersencellen inschakelen dan vrouwen die net zo intelligent zijn. De vrouwen schakelen tien keer meer witte hersencellen in dan mannen. De grijze cellen doen vooral het denkwerk, maar de witte cellen wisselen informatie uit – dus de cellen in een vrouwenbrein lossen problemen op door intensief met elkaar te praten. Barnett (hoofd van het programma voor Gemeenschap, Families en Werk van de Amerikaanse Brandeis Universiteit) en Rivers (hoogleraar journalistiek aan de Universiteit van Boston) hebben zelf geen onderzoek verricht naar ‘essentiële verschillen’ tussen mannen en vrouwen, maar proberen door heel selectief en eenzijdig te citeren uit wetenschappelijke en populaire publicaties de lezer ervan te overtuigen dat die ‘essentiële verschillen’ niet bestaan.
Barnett en Rivers menen dat het accepteren van sekseverschillen onwenselijke maatschappelijke gevolgen heeft. “Kun je bijvoorbeeld, als je gelooft dat vrouwen betere opvoeders zijn dan mannen, werkelijk van een man verlangen dat hij de opvoeding overneemt, terwijl je weet dat hij het ‘slechter’ zal doen? Zou je, als je zeker weet dat mannen een uniek wiskundetalent hebben, vrouwen niet ontraden zich te begeven op vakgebieden waarvoor wiskunde vereist is?” Dat is natuurlijk een kromme redenering. Je kunt en mag een individu nooit beoordelen op basis van kenmerken van een groep waartoe hij behoort. Ik zal een voorbeeld geven. Joden zijn gemiddeld intelligenter dan niet-joden; bijziende mensen zijn gemiddeld intelligenter dan niet bijziende mensen; en lange mensen zijn gemiddeld intelligenter dan relatief kleine mensen. Waarschijnlijk spelen bij deze drie groepsverschillen genen een rol. Toch is het niet zo dat bij de selectie van een hoogleraar wiskunde bijziende, lange joden een streepje voor hebben. De sollicitatiecommissie kijkt niet naar groepsgemiddelden maar naar individuele kwaliteiten. Zo zou bij het aannemen van een hoogleraar wiskunde, ook als is aangetoond dat vrouwen gemiddeld minder wiskundig talent hebben dan mannen, niet gekeken moeten worden naar het geslacht van de sollicitant, maar naar de individuele kwaliteiten. Als dat niet (altijd) gebeurt, is er sprake van een maatschappelijke misstand. Maar die misstand is niet de schuld van wetenschappers die sekseverschillen onderzoeken.
|
Marcel Roele (1961 - 2011) was wetenschaps -journalist, sociobioloog en politicoloog.
Als free-lancer schreef hij voor een heel scala aan bladen, maar was vaste medewerker van HP/De Tijd. Hij verscheen regelmatig in radio- en tv-programma’s en werd gevraagd als spreker op symposia, congressen en corporate events.
Marcel Roele schreef de volgende boeken: De Mietjesmaatschappij, De eeuwige lokroep. Over seks, sekseverschillen en relaties, en De menselijke soort. Hier vindt u zijn homepage marcelroele.meervrijheid.nl.