De Superschool

Door Fleur Jurgens

28 maart 2005

Kapitaalkrachtige werkende ouders in Amsterdam hebben tabak van het dwingende integratiebeleid. En ook van scholen zonder continurooster en adequate naschoolse opvang. Dus: sticht je eigen eliteschool.

Lang leve de vrijheid van onderwijs! Ik ga een algemeen bijzondere basisschool oprichten: de Superschool. Het wordt een school waar kinderen van werkende ouders zich thuis voelen. Kennisoverdracht, prestatie en culturele vorming staan er in de klassikale lessen centraal. En tijdens de clubjes na school - binnen kantooruren - is er volop ruimte voor het leren van 'zelfdiscipline' (een muziekinstrument leren bespelen), 'teamgeest' (de school-voetbalcompe-titie), 'fantasie' (drama en knutselclub), 'mentale weerbaarheid' (schaakles), 'Europese cultuur' (Engels, Frans en museumbezoek), 'voedingsleer' (kookles) en ICT (computerles).

Op onze school zijn jongens en meisjes gelijk. Dat betekent dat meisjes zich niet hoeven te bedekken in het bijzijn van jongens, omdat ze anders onzedelijk zouden zijn. Hoofddoekjes passen niet in ons onderwijsconcept. Wij zijn een school op algemene grondslag. Dat betekent dat onze levensbeschouwelijke visie uitdrukkelijk neutraal is. Bij ons op school behoort de Tweede Emancipatiegolf tot het verleden. Jongens en meisjes leren samen en halen gezamenlijk hun zwemdiploma in groep 3. Ook hebben we minstens één homoseksuele leraar in ons team.

Er wordt onderwezen in geschiedenis (de Holocaust) en in biologie (de evolutieleer). Bij ons op school gaan we uit van ieders talent. Kinderen kunnen uitblinken in pianospelen of juist in wiskunde. Wel hechten we belang aan een zo groot mogelijke doorstroom naar het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Daarom krijgen kinderen bij ons op school de reguliere lessen op vijf dagen in de week in kleine klasjes van maximaal 22 leerlingen, zodat elk kind zich van zijn beste kant kan laten zien. Dat geldt ook voor onze goedbetaalde leerkrachten, die allemaal een superfunctie hebben. Ze hebben een arbeidscontract van minstens drie dagen in de week met maximaal 22 vakantiedagen per jaar. In de kantooruren waarin onze superleraren niet lesgeven, vervullen ze een andere functie. Dat kan een managementfunctie zijn, het geven van schaakles, huiswerkklas of het besturen van de schoolbus. Vergaderen gebeurt in de uren dat kinderen geen les hebben.

Op onze school voelen kinderen zich veilig en geborgen. Goed gedrag wordt bij ons beloond. Ieder kind is zelf verantwoordelijk voor zijn spullen en gedrag. De Superschool is er in eerste instantie voor de leerlingen en voor een optimale ontwikkeling van hun talenten. Van ouders verwachten wij wel inzet en betrokkenheid bij de school, ook financieel. Het schoolgeld ligt rond de 1500 euro per jaar. De Superschool streeft ernaar beter onderwijs te bieden dan mogelijk is op basis van de financiële bijdragen van de overheid. En het buitenschoolse programma is nu eenmaal kostbaar. Het is alleen maar op te brengen als alle leerlingen het op minstens vier dagen in de week afnemen. In ruil voor deze investering bieden we kwaliteit en goede toekomstmogelijkheden. Wel hebben we een beperkt noodfonds beschikbaar voor (tijdelijk) minder draagkrachtige ouders. Er kan door maximaal tien procent van de ouders voor een periode van een jaar een beroep op dit noodfonds worden gedaan.

Bij ons op school wordt geen postcodebeleid gevoerd of ander dwingend integratiebeleid. Iedereen is welkom, mits hij of zij de visie van de school onderschrijft en bereid is het beste van zijn kunnen te tonen.

Het is tijd om artikel 23 nieuw leven in te blazen. In Nederland heb je nog steeds het recht een bijzondere school te stichten van een erkende geloofsrichting of levensbeschouwing. Veel moslims hebben recentelijk weer van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Meer dan de helft van de bestaande basisscholen in Nederland is op bijzondere grondslag gesticht. Een op te richten school mag ook 'algemeen bijzonder' als richting kiezen. Daarmee kiest de school een geloofsvrije levensbeschouwelijke visie. Het pedagogische concept (Montessori, Jenaplan, Dalton, ervaringsgericht onderwijs of mijn nieuwe superonderwijs) is naar eigen inzicht invulbaar. Het voordeel is dat het bijzonder onderwijs net als het openbaar onderwijs door de overheid wordt gefinancierd, mits de school voldoet aan de eisen van de Inspectie van Onderwijs.

Wat moslims kunnen, kan ik ook, dacht ik toen ik de weerbarstige Amsterdamse praktijk nog niet kende. Ik verzamel een groepje enthousiaste ouders en ik richt mijn Superschool zo op. Mijn school is immers een gat in de markt.

"Er zijn zo langzamerhand genoeg werkende, hoger opgeleide ouders in Amsterdam die net als ik tabak hebben van de gebrekkige vrije schoolkeuze in de stad."
Er zijn zo langzamerhand genoeg werkende, hoger opgeleide ouders in Amsterdam die net als ik tabak hebben van de gebrekkige vrije schoolkeuze in de stad. Ze mogen hun kinderen niet naar een van de populaire 'witte' basisschooltjes sturen - scholen met minder dan twintig procent allochtone achterstandsleerlingen - omdat ze toevallig in de verkeerde wijk wonen.

Zo kan mijn dochter niet terecht op de populaire openbare Montessorischool, pal tegenover mijn huis. Ik kijk dagelijks op het schoolplein en ik zie jaarlijks onder luid gejuich Sinterklaas aankomen in een wankel bootje over de Amstel. Helaas, ander stadsdeel. Kinderen uit de Watergraafsmeer drie kilometer verderop gaan voor.

Het in 2001 ingevoerde 'postcodebeleid' dat ooit als doel had om een betere 'spreiding' van achterstandsleerlingen op openbare basisscholen te bewerkstelligen is inmiddels aantoonbaar mislukt. Het idee 'ieder kind gaat in zijn eigen wijk naar de basisschool' heeft zelfs segregatie in de hand gewerkt. Want de scholen die al lichtgrijs waren, zijn nu witter geworden omdat de dure wijken waarin ze staan alleen maar witter zijn geworden (waardoor de huizen daar nog meer waard zijn geworden). De scholen die al donkergrijs waren, hebben alleen maar meer achterstandsleerlingen getrokken, omdat de autochtone en allochtone middenklasse die hun kinderen niet op die scholen wilden doen, verhuisd zijn naar een gemeente met betere onderwijskansen. Niet alleen blanke hoogopgeleide mensen zoals ik die toevallig in een grijze wijk wonen, hebben pech. Ook als je voor een dubbeltje geboren bent in een zwarte wijk heb je weinig andere keus dan de zwarte buurtschool.

"Het idee 'ieder kind gaat in zijn eigen wijk naar de basisschool' heeft [...] segregatie in de hand gewerkt."
Zoiets persoonlijks als de schoolkeuze van ouders valt blijkbaar niet van bovenaf op te leggen. Maar heel weinig ouders zijn bereid hun eigen kind op te offeren aan het multiculturele maakbaarheidsideaal. Ouders willen nu eenmaal het beste voor hun eigen kinderen - neem ze dat maar eens kwalijk. Dat betekent een school met de beste kansen op doorstroming naar het vwo, met gemotiveerde leraren, waar kinderen Nederlands spreken en waar gelijkgestemde ouders aan het schoolhek staan.

Een gedwongen spreidingsbeleid in Amsterdam is tegenwoordig sowieso een misverstand, want nog maar een derde van de schoolgaande jeugd bestaat uit Nederlandse autochtone kinderen. Maar liefst de helft van de basisschoolleerlingen heeft niet alleen de kwalificatie allochtoon, maar ook die van achterstandsleerling. Dat betekent dat deze leerlingen - behalve dat ze uit niet-geïndustrialiseerde landen komen - ouders hebben met een lage schoolopleiding. De taalachterstand ligt bij deze categorie achterstandsleerlingen na het doorlopen van de basisschool gemiddeld op twee jaar. Hun rekenachterstand op een jaar.

Het is me nooit duidelijk geworden wat mijn kinderen - omdat ze toevallig tot een 'witte' minderheid' behoren - voor emanciperende uitwerking zouden kunnen hebben op dit enorme cohort van achterstandsleerlingen. Goed onderwijs, dat toegesneden is op de specifieke problemen van deze leerlingen, lijkt me een veel effectiever middel. Alhoewel zelfs de rol van onderwijs niet moet worden overschat.

"Schools cannot compensate for society," waarschuwde de beroemde taalsocioloog Basil Bernstein al in 1971. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat zwarte achterstandsleerlingen op een witte school niet aantoonbaar beter scoren wat betreft leerprestaties dan wanneer zij op een zwarte school zitten. Hun achterstandsmilieu blijkt een veel betere voorspeller van hun uiteindelijke maatschappelijke positie.


"Beleidsmakers in Den Haag schijnen volkomen uit het oog te zijn verloren waar scholen werkelijk voor bestaan: namelijk voor het overdragen van kennis."
Scholen worden voortdurend opgescheept met het doel de samenleving beter te maken. Maar zeker nu, in een tijd waarin beleidsmakers hebben bedacht dat onderwijs integratieproblemen gaat oplossen, is dat doel veel te hoog gegrepen. De groep probleemleerlingen is in de grote stad simpelweg te groot geworden. Sterker, beleidsmakers in Den Haag schijnen volkomen uit het oog te zijn verloren waar scholen werkelijk voor bestaan: namelijk voor het overdragen van kennis. Onderwijsminister Maria van der Hoeven zei vorige week nog in de Volkskrant: "De oprichters van een school moeten straks op voorhand in hun schoolplan de vraag beantwoorden: hoe gaan wij om met de opdracht de leerlingen te laten integreren in de Nederlandse maatschappij?" De keuze van deze overheid is duidelijk: de vrijheid van onderwijs en de maakbare multiculturele samenleving moeten hand in hand gaan. Een onmogelijke en ambivalente opdracht, als je even nadenkt.

Witte hoogopgeleide ouders kiezen namelijk niet alleen voor een kwalitatief goede school waar hun kinderen de meeste kansen hebben; ze kiezen ook voor 'identiteit', Gelijkgestemde ouders zoeken elkaar op. Dat hebben ze altijd gedaan. Het is zelfs de inzet van confessionelen geweest in de schoolstrijd die twee eeuwen geleden is begonnen. Zij wilden overheidsfinanciering voor schooltjes op christelijke grondslag waar onderwezen werd in de normen en waarden die zij hun kinderen wilden meegeven. Het mechanisme dat ouders 'gelijkgestemden' opzoeken, is het fundament geweest voor de vrijheid om een school te stichten, vervat in artikel 23 van de grondwet.

Nog steeds willen ouders het liefst een school voor hun kinderen die overeenkomt met liet waardenpatroon dat ze zelf in hun opvoeding meegeven. Dat zie je ook aan de opkomst van moslimscholen.

Ouders kiezen voor 'ons-soort-mensen-scholen'. Ze kiezen daarmee onbewust een school die overeenkomt met hun eigen 'klasse', zegt de Amsterdamse socioloog Don Weenink, die vorige week is gepromoveerd op een studie naar elitescholen. Volgens Weenink kiezen ouders een schoolomgeving die het meest aansluit bij hoe het thuis gaat "Dan kom je als middenklasseouder nu eenmaal niet uit bij een school met veel kinderen die lichamelijk en verbaal ruig zijn. Ouders uit hogere sociale milieus hebben een angst voor ongedisciplineerde en wilde kinderen. Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Alleen heeft dat nu met name in de grote steden toevallig een kleur."

Sociaal-democraten hebben altijd laatdunkend gedaan over de motieven van ouders, vindt Weenink. 'Elite' is een vies woord geworden. Maar feit is dat ouders, ondanks het gelijkheidsideaal van de Mammoetwet uit 1968 - 'spreiding van kennis en macht' - nog steeds een school uitkiezen op 'klasse'. Ze willen hun kinderen de beste kansen in de maatschappij bieden. En de macht van de hogere middenklasse valt door geen overheid te breken: "Al is het onderwijsbeleid nog zo snel, de hogere middenklasse achterhaalt het wel. Neem het gymnasium. Het feit dat het nog bestaat als apart schooltype is geheel te danken aan die klasse. De pogingen het gymnasium in te lijven in grote scholengemeenschappen zijn altijd mislukt, omdat de hogere middenklasse zich daar altijd aan heeft weten te onttrekken."

Ook het onlangs verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau Ouders over opvoeding en onderwijs toonde al de hardnekkige verschillen tussen sociaal-economische groepen in hun schoolkeuze. Lager opgeleide ouders hechten aan een 'leer-stofgerichte' onderwijsaanpak, met de nadruk op discipline en gezag. Ook ouders van Turkse en Marokkaanse herkomst zitten op deze lijn. Terwijl hoger opgeleide ouders de voorkeur geven aan een meer 'leerlinggerichte' benadering: zelfontplooiing en zelfstandigheid van het kind dienen voorop te staan op school. Het SCP-rapport voorspelt dat leerlingenpopulaties in de toekomst alleen nog maar homogener worden, 'niet alleen qua visie op onderwijs van de ouders, maar ook naar sociaal-economische en sociaal-culturele achtergronden'.

In de praktijk is het kiezen of delen. Of de overheid kiest voor een geheel vrije schoolkeuze van ouders, en neemt de 'segregatie' op scholen voor lief met als voordeel dat scholen met veel achterstandsleerlingen hun onderwijs geheel kunnen afstemmen op de behoefte van die leerlingen. Of ze kiest voor een streng spreidingsbeleid om segregatie tegen te gaan: U woont daar, dan delen wij u in bij die en die school. Maar dan is 'ruimtelijke' segregatie onontkoombaar, concluderen alle onderzoeksrapporten over het Amsterdamse postcodebeleid. De hogere en middenklasse (zwart of wit) vlucht de stad uit en alleen de kansarmen blijven achter.

Ik weiger vooralsnog de stad te verlaten. We wonen in een fijn huis en hebben een drukke baan in Amsterdam. En als je in Haarlem gaat wonen, sta je al snel een uur in de file, wat ten koste gaat van de kwaliteitsuurtjes met de kinderen. Wij zijn geen forensentypes. We houden van de reuring van Amsterdam en hebben het beste met de stad voor.

Laat ik dus snel zijn met het oprichten van de Superschool. Nog voordat het te laat is en het dwingende integratie-ideaal is opgenomen in Maria's ambivalente wet. Mijn school is niet per se een witwasmachine. De Superschool is er niet voor een betere wereld, maar voor kinderen en hun ouders.

De Superschool is simpelweg een gat in de markt. Wat zeker niet in zijn voordeel zal werken: hij bedient namelijk de elite van Amsterdam, de groep kapitaalkrachtige en werkende ouders die nu de stad uit vlucht. Ik kreeg laatst een brief van de voorlopige school van mijn dochter, die binnenkort vier jaar wordt. Als ik alle vakanties, atv-dagen en roostervrije dagen optel, kom ik uit op zeventien vrije weken per jaar. Hoe kunnen normaal werkende ouders dit ooit opvangen?

Bovendien hanteert de school, net als veel scholen in Amsterdam, nog steeds geen 'continurooster'. Overblijven is niet standaard. Het wordt zelfs als 'vermoeiend' voor de kinderen beschouwd en daarom afgeraden. Tussen de middag komt er een vrijwillige 'overblijfmoeder' die boterhammetjes met de achterblijvertjes eet. De kinderen moeten stil in hun bankjes zitten.

Tien jaar emancipatiebeleid en dagindelingscommissies hebben deze hardnekkige overblijfkwestie kennelijk nog niet weten op te lossen. Nederland is bij mijn weten het enige land ter wereld waar ouders geacht worden hun kinderen tussen de middag van school te halen. Op sommige scholen verschillen de middagpauzetijden van onderbouw en bovenbouw zelfs, zodat een moeder met twee kinderen twee keer binnen een uur aan het schoolhek dient te staan.

Ook de naschoolse opvang - het woord alleen al - is een beetje 'zielig'. Kinderen die dankzij de grote en chaotische klassen al doodmoe zijn van een dag op school, worden door de kinder-opvangorganisatie opgehaald en naar het volgende instituut gesleept, waar ze bezig worden gehouden in klaslokaaltjes van voormalige schoolgebouwtjes. Door allerlei inspectieregels en veiligheidsvoorschriften mogen kinderen soms niet eens buiten spelen.

Al zou je als werkende ouder gebruik willen maken van naschoolse opvang, inmiddels is er zo'n grote vraag dat je eerst nog jaren op allerlei wachtlijsten terechtkomt. Werkende ouders kunnen sowieso beter een oppas zoeken, gezien de plotselinge ziektedagen van de juf. Iedereen kent de verhalen wel. "De juf heeft vorig jaar drie weken in een jaar lesgegeven. Ze ging met zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en had daarna haar atv opgespaard. En nu is ze opnieuw zwanger," vertelde een moeder me laatst alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Geen wonder dat er een lerarentekort bestaat, denk ik dan als leek. Is het niet simpelweg een kwestie van een gebrek aan efficiency en een te riante leraren-cao?

Maar marktgericht denken lijkt in het basisonderwijs niet doorgedrongen. We horen in plaats daarvan vooral geklaag van leraren, over hun zware beroep en hun lage salaris. Het motto van de Onderwijsbond is nog steeds 'School is geen kinderopvang'.

Behalve dat het voor werkende ouders zowat ondoenlijk is, kan iedereen zien dat het ook pedagogisch niet verantwoord is om in zo'n onberekenbaar rooster te moeten presteren. Orde, regelmaat en discipline zijn nog steeds de belangrijkste pijlers voor de opvoeding van een jong land.

Het is voor mij misschien wel de belangrijkste reden om de Superschool op te richten. Kinderen worden er nooit 'zoet' gehouden omdat hun moeders toevallig afwezig zijn. Onze school is er voor het kind. Op de Superschool wordt 'leren' breder opgevat dan alleen de lesuren waarbinnen kennisoverdracht voorop staat. Ook samen de lunch bereiden, figuurzagen, tennisles en in een koor zingen zien wij als belangrijke impulsen voor een optimale individuele ontwikkeling.

Het zal misschien verbazen dat mijn schoolconcept niet allang bestaat in een kosmopolitische stad als Amsterdam. Mijn schoolplan moet toch voor de hand liggen, zou je denken? De praktijk is uiterst weerbarstig. Zo zijn er tal van struikelblokken waardoor onderwijs en kinderopvang moeilijk in één gebouw kunnen bestaan. Ik zal u niet vermoeien met conflicterende regelgeving van de Inspectie van Onderwijs, de Arbodienst, de GGD en de brandweer over de hoogte van kapstokjes, de hoeveelheid wc'tjes per kind en de vereiste vierkante meters. De afgelopen vijf jaar is er een hoeveelheid stuurgroepen, commissies en operaties binnen de verkokerde ministeries (OCW, SZW en VWS) in het leven geroepen die deze 'knelpunten' - met overheidsgeld - in kaart moesten brengen. Een papierwinkel waar je u tegen zegt. En dan zijn er nog aparte subsidiestromen van clubs zoals het Europees Sociaal Fonds met de vereiste evaluatierapporten en toetsmomenten van dien. Je moet wel een volleerd bureaucraat zijn om de Superschool op te richten.

Om nog maar te zwijgen van het lerarenkorps dat zijn cao met geen speld wil openbreken. Het oprekken van de lunchpauze, zoals bijvoorbeeld op de Brede School in Gouda gebeurt, opdat er tussen de middag tijd is voor sport en muziekles, is volgens Marlies Kennis, projectleidster van de Gemeente Gouda, op 'verzet van de leerkrachten gestuit'. "Die kregen namelijk ongunstiger werktijden. Dat heeft nog een hele omslag van het personeel vereist."

Praktisch gezien is mijn school dus al erg moeilijk te realiseren. Daar komt nog bij dat ik als werkende ouder de pech heb niet te "behoren tot een kwetsbare groep. Gemeenten zijn niet bereid om geld te steken in werkende ouders. "Die moeten zelf maar een oplossing zoeken," geeft Kennis eerlijk toe. Ook hebben bestaande scholen er geen enkel belang bij om te investeren in een 'breder' lesprogramma. Waarom zou je ook als populaire school? Die bewuste hoger opgeleide ouders komen toch wel.

De enige mogelijkheid om gemeentes te overtuigen van de noodzaak tot naschoolse programma's op scholen is het sleutelwoord 'integratie' te laten vallen. De Brede School in Gouda kon alleen maar ontstaan uit een zwarte school die met subsidie voor sluiting moest worden behoed.

"Het wordt nog lastig mijn school op te richten. Ik ben weliswaar een minderheidgroep in de stad, maar ik ben niet zielig genoeg.
"Met de Brede School hopen we groepen witte ouders te trekken. Anders verdwijnt deze school op termijn, zoals dat gaat met zwarte scholen," vertelt Kennis. 'Integratie', van werklozen, kansarmen en allochtonen, daar zijn honderden potjes voor beschikbaar. Zulke initiatieven luisteren naar namen als Vensterscholen (Groningen), Spilcentra (Eindhoven) of Brede School. Ze zijn vooral gericht op de achterstandsleerling en het emanciperen van zijn ouders, lees: hun zo snel mogelijk Nederlands leren en aan een baan helpen. Buurtvoorzieningen, welzijn, jeugdzorg, justitie en onderwijs gaan er hand in hand. Allemaal bijzonder nobel. Maar voor ons-soort-mensen zijn zulke initiatieven niet bedoeld. Wij maken nu eenmaal weinig gebruik van jeugdzorg en Nederlands als tweede taal. Sterker nog, alles wat naar 'welzijn' riekt, schrikt ons af.

Het kan nog knap lastig worden om mijn school op te richten. Ik ben weliswaar een minderheidsgroep in de stad, maar ik ben niet zielig genoeg. Mijn schoolplan zal dan ook nooit toestemming krijgen van de gemeenteraad, denkt Ivar Manuel, gemeenteraadslid namens D66, een partij die zich sterk maakt voor het behoud van de 'kenniswerkers' in de stad en die pleit voor een 'kantoorurenschool'. "Nee, je krijgt zo'n schoolplan er nooit door. Veel te elitair," oordeelt Manuel. "Dit idee werkt segregatie in de hand en daar is de gemeenteraad tegen. Punt. Amsterdam wordt door de PvdA bestuurd. Niets gebeurt zolang de PvdA iets niet wil. Dat is al sinds mensenheugenis zo."

De PvdA in Amsterdam is voorstander van de 'compacte stad', 'waar je arm in komt en waar je als het je beter gaat weer uit vertrekt', lees ik in het blad voor Amsterdams woonbeleid Nul-twintig. PvdA-raadslid Bouwe Olij noemt het de 'emancipatiege-dachte van Amsterdam'. De witte vlucht is duidelijk niet iets om je over te ontfermen als partij.

Ook GroenLinks ziet de stad als emancipatiemachine. "Je moet domweg kiezen, en je kunt Waterland niet volbouwen," zegt ook Maarten van Poelgeest, fractievoorzitter van GroenLinks. "Mensen komen de stad in, ontwikkelen zich hier, beginnen een carrière. Vervolgens zoeken ze een plek buiten de stad omdat hier geen ruimte voor ze is."

Maar als kapitaalkrachtige autochtone middenklassegezinnen niet welkom zijn binnen de stadsgrenzen, wat moet het dan ooit worden met 'Amsterdam Brainport', zoals de stad in het Lokaal onderwijs- enjeugdplan 2002-2006 wordt genoemd? Manuel: "Voor links is Amsterdam de plek waar vooral de arme mensen zitten. Daar moet de gemeente voor zorgen. Je gaat niet in de elite investeren. Dat is asociaal."

De boodschap wordt me van alle kanten ingewreven. Artikel 23, de vrijheid om een school te stichten, is niet bedoeld voor de elite. De Superschool is vooralsnog een mooie utopie.

"Zelf een (door het ministerie bekostigde) basisschool stichten?"
*De school moet voldoen aan de stichtingsnorm. Er moet voldoende leerlingen potentieel zijn. Deze norm is per gemeente verschillend (varieert van 200 tot ongeveer 333 leerlingen).
*De school moet het aantal leerlingen binnen vijf jaar halen en daarna over een periode van vijftien jaar houden. Er wordt daarbij rekening gehouden met plaats op scholen van dezelfde richting binnen redelijke afstand.
*De school moet openbaar of van een erkende richting (geloof of levensbeschouwing} zijn. De school mag ook 'algemeen bijzonder' als richting kiezen. Daarmee kiest de school een neutrale levensbeschouwelijke visie. Een pedagogische filosofie is naar keuze invulbaar, zolang de school maar voldoet aan de zogenaamde 'kerndoelen', de eisen die door het ministerie van Onderwijs voor het basisonderwijs zijn gesteld.
*De aanvraag wordt door het geformeerde schoolbestuur ingediend bij de gemeente.
*De gemeente oordeelt op basis van prognoses over het leerlingenaantal of de school gesticht kan worden.
*De gemeenteraad stelt een 'plan van scholen' op voor de komende drie schooljaren. En vermeldt welke scholen in het eerste schooljaar van het plan voor bekostiging in aanmerking komen en tevens de reden waarom de overige ingediende aanvragen daarvoor niet in aanmerking komen.
*Het plan van scholen wordt door het ministerie getoetst.
*Bij goedkeuring gaat het ministerie bij de start van de nieuwe school over tot bekostiging.
*De Inspectie van Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de school.


Fleur Jurgens

Dit artikel verscheen eerder in de HP/De Tijd

Gerelateerde links:
- De leraar als dompteur
- Particuliere scholen in opkomst
- Karel Beckman: Bevrijd de gezondheidszorg en het onderwijs!
- Iederwijs Scholen in Nederland en België
- International School Eerde
- The British School in the Netherlands

MeerVrijheid
webmaster@meervrijheid.nl