21 maart 2002
Categorie I gaat over het spenderen van uw eigen geld aan uzelf. U winkelt bijvoorbeeld in een supermarkt. U heeft duidelijk een sterke prikkel om zoveel mogelijk waarde te krijgen voor elke gulden die u spendeert.
Categorie II refereert aan het spenderen van uw eigen geld ten gunste van iemand anders. U winkelt bijvoorbeeld voor Kerstmis of verjaardagscadeau's. U heeft hierbij dezelfde prikkel om zoveel mogelijk waar naar uw geld te ontvangen, tenminste waarvan uw denkt dat de ontvanger dit waardeert. U probeert natuurlijk iets te kopen wat de ontvanger leuk vindt - mits het de juiste indruk wekt en niet teveel tijd en moeite kost. (Als u echter als voornaamste doel heeft de ontvanger zoveel mogelijk waar voor uw geld te geven, zou u hem contant geld geven, waarmee uw uitgave van Categorie II naar Categorie I verhuist.)
Categorie III gaat om het spenderen van iemand anders geld aan uzelf -- lunchen op basis van een onkostenvergoeding bijvoorbeeld. U bent niet sterk geneigd de kosten laag te houden maar hebt wel een sterke prikkel om zoveel mogelijk waar voor uw geld te krijgen.
Categorie IV betreft het uitgeven van andermans geld voor een derde. U betaalt bv voor iemands lunch uit de onkostenpot. U ervaart weinig prikkels om waar voor "uw" geld te krijgen of om de gast de lunch voor te schotelen die hij het meest waardeert. Wanneer u echter de lunch met hem deelt, waarmee de lunch dus een combinatie wordt van Categorie III en IV, heeft u, indien nodig, een sterke behoefte om uw eigen smaak te volgen ten koste van de smaak van de ander.
Alle sociale voorzieningen vallen onder hetzij categorie III - zoals bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen in contanten waarover de ontvanger vrij beschikken mag - hetzij categorie IV - zoals bijvoorbeeld sociale woningbouw. Alleen hebben de sociale voorzieningen van categorie IV een ding gemeen met die van categorie III, nl. dat de bureaucraten die de voorzieningen beheren van de lunch meeëten en dat alle voorzieningen van categorie III tevens voor bureaucraten bestemd zijn.
Wij zien deze kenmerken van de sociale uitgaven als de belangrijkste oorzaken van hun gebreken.
Wetgevers stemmen over het uitgeven van andermans geld. Degenen die de wetgevers verkiezen, stemmen in zekere zin om hun eigen geld voor henzelf uit te geven, maar niet op de direkte manier van categorie I. Het verband tussen de belasting die iemand betaalt en de uitgaven waar hij voor stemt is buitengewoon los. In de praktijk hebben kiezers, net als wetgevers, de neiging te denken dat een ander de voorzieningen, waar de wetgever direkt en de kiezer indirekt op stemt, betaalt. De bureaucraten, die de voorzieningen beheren, geven ook andermans geld uit. Geen wonder dus dat de uitgaven omhoog schieten.
Ambtenaren besteden andermans geld weer aan een ander. De enige verzekering dat zij het geld zo zullen uitgeven dat de ontvangers er het meest aan hebben, is hun menslievendheid, en niet de veel sterkere en meer vertrouwde drijfveer van het eigenbelang. Vandaar de verspilling en de ondoelmatigheid van de uitgaven.
Milton Friedman (1912 - 2006) was een Amerikaanse econoom, voorvechter van vrijemarkt- kapitalisme en een beperkte overheid.
Hij won de Nobelprijs voor economie in 1976 en verkreeg in 1988 de Presidentiƫle Vrijheidsmedaille, uitgereikt door toenmalig Amerikaans president Ronald Reagan.
Friedman wist de vrije-marktideeƫn uitstekend te populariseren oa. via de bekende documentaire Free to Choose (gebaseerd op zijn boek met dezelfde titel) die ook via het internet te bekijken is. Zijn zoon David D. Friedman (ook econoom) en zijn kleinzoon Patrick zijn anarcho-kapitalisten die menen dat ook taken als justitie en defensie beter geprivatiseerd kunnen worden.